ECLI:NL:GHLEE:2010:BN5832

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.037.415/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Janse
  • A. Tjallema
  • J. van Rijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake precontractuele goede trouw en schadevergoeding bij afgebroken onderhandelingen over baggerspecie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Maasgrond B.V. tegen het Waterschap Hunze & Aa's. De zaak betreft de vraag of het waterschap onrechtmatig heeft gehandeld door onderhandelingen over een overeenkomst inzake de verwerking van baggerspecie uit het Havenkanaal te Assen af te breken. Maasgrond, vertegenwoordigd door advocaat mr. O.T.J.A. Kicken, stelt dat zij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de totstandkoming van een overeenkomst, terwijl het waterschap, vertegenwoordigd door advocaat mr. V.A. Textor, dit betwist.

De rechtbank Groningen had eerder in twee vonnissen, gedateerd 7 mei 2008 en 7 januari 2009, de vordering van Maasgrond afgewezen. Maasgrond heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 7 januari 2009, waarin de rechtbank oordeelde dat er geen duidelijkheid bestond over wie met wie zou contracteren. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn weergegeven en aangevuld met nieuwe informatie die in hoger beroep naar voren is gekomen.

Het hof concludeert dat de concept-overeenkomst, waarin zowel Essent als Maasgrond worden genoemd, niet voldoende basis biedt voor de stelling van Maasgrond dat zij als contractspartner moet worden beschouwd. Het hof oordeelt dat Maasgrond onvoldoende heeft aangetoond dat de onderhandelingen betrekking hadden op een overeenkomst met haar en niet met Essent. De grief van Maasgrond wordt verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij Maasgrond wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 31 augustus 2010
Zaaknummer 200.037.415/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Maasgrond B.V.,
gevestigd te Stein,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Maasgrond,
advocaat: mr. O.T.J.A. Kicken, kantoorhoudende te Maastricht,
tegen
Waterschap Hunze & Aa's,
gevestigd te Veendam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: het waterschap,
advocaat: mr. V.A. Textor, kantoorhoudende te Zwolle.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 7 mei 2008 en 7 januari 2009 door de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 7 april 2009 is door Maasgrond hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 7 januari 2009 met dagvaarding van het waterschap tegen de zitting van 14 juli 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
''te vernietigen het bestreden vonnis, tussen partijen op 7 januari 2009 gewezen door de Rechtbank te Groningen. onder zaaknummer 99474 / HA ZA 08-70, en opnieuw recht doende, bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat het Waterschap jegens Maasgrond onrechtmatig heeft gehandeld en/of heeft gehandeld in strijd met de naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht te nemen handelwijze door de onderhandelingen met Maasgrond omtrent de in deze dagvaarding bedoelde overeenkomst terzake de acceptatie door Maasgrond van baggerspecie uit het Havenkanaal Assen af te breken op het moment dat Maasgrond er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat deze overeenkomst tot stand zou komen terwijl ook overigens deze beslissing in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar was;
II. primair:
het Waterschap te veroordelen om aan Maasgrond te vergoeden de schade, althans gederfde winst die Maasgrond heeft geleden als gevolg van de handelwijze van het Waterschap die onrechtmatig en/of in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid was, zijnde een bedrag van € 331.201,00, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
subsidiair:
het Waterschap te veroordelen om aan Maasgrond te vergoeden kosten die Maasgoed nodeloos heeft gemaakt als gevolg van de handelwijze van het Waterschap die onrechtmatig en/of in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid was, zijnde een bedrag van € 20.000,00, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
meer subsidiair:
het Waterschap te veroordelen om aan Maasgrond te vergoeden de schade die Maasgrond heeft geleden en/of de kosten die Maasgrond nodeloos heeft gemaakt als gevolg van de handelwijze van het Waterschap die onrechtmatig en/of in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid was, nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet bepaald;
III. gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep.''
Bij memorie van antwoord is door het waterschap verweer gevoerd met als conclusie:
''het hoger beroep van Maasgrond ongegrond te verklaren en de vorderingen van Maasgrond af te wijzen, met veroordeling van Maasgrond in de kosten van deze procedure, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak.''
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Maasgrond heeft één genummerde grief opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2 (2.1 t/m 2.11) van het vonnis van 7 januari 2009 de feiten vastgesteld. Hierover hebben partijen geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Aangevuld met wat in hoger beroep nog is gebleken, staat thans, voorzover van belang, het volgende vast.
1.2 In de jaren 2002/2003 was Essent Milieu B.V. (hierna: Essent) middellijk bestuurder van Maasgrond; nadien is die relatie beëindigd. [naam] was (en is) directeur van Maasgrond.
1.3 Uit een in opdracht van het waterschap in 2002 en 2003 ingesteld saneringsonderzoek door Grontmij Drenthe bleek het waterschap en de gemeente Assen (hierna: de gemeente) de noodzaak van het uitbaggeren van het in de gemeente gelegen Havenkanaal. Het waterschap was betrokken als waterkwaliteitsbeheerder, de gemeente als vaarwegbeheerder.
1.4 De bij baggerwerkzaamheden vrijkomende baggerspecie dient op grond van de geldende (milieu-)wetgeving te worden verwijderd, getransporteerd en verwerkt. Grontmij Drenthe heeft met het oog daarop bij een aantal verwerkers van baggerspecie, waaronder Essent, verwerkingstarieven opgevraagd.
1.5 Naar aanleiding van het onder 1.3 bedoelde verzoek aan Essent vindt op 18 februari 2003 een bespreking plaats op het kantoor van het waterschap. Ten behoeve van een vervolgbespreking op 14 oktober 2003 heeft [naam] (waterbodemdeskundige in dienst van het waterschap) op 10 oktober 2003 aan Essent/Maasgrond een stuk gezonden, waarboven staat: “ Overeenkomst acceptatie en verwerking baggerspecie uit Havenkanaal te Assen (concept)”.
De tekst van dat stuk luidt - voorzover van belang - als volgt:
“De ondergetekenden: Essent Infra- en Projecten/ Maasgrond (…);
Het waterschap (…);
Hierna gezamenlijk te noemen: partijen,
overwegende,
[volgt een zevental overwegingen waaronder:]
• Dat partijen afspraken willen vastleggen over het accepteren en verwerken van vrijkomende baggerspecie uit het Havenkanaal te Assen (…);
• Dat zowel het waterschap als de gemeente de voorkeur geeft aan de verwerkingsmethode van Essent;
• Dat waterschap Hunze en Aa’s opdrachtgever wordt voor het baggeren voor het Havenkanaal te Assen;
(…)
Zijn overeengekomen:
[volgt een reeks van omschrijvingen van afspraken, waaronder:]
• Dat Essent alle hierbij vrijkomende baggerspecie accepteert
• Dat Essent de procedures en vergunningen regelt dat de baggerspecie in 2006 kan worden ontvangen;
• Dat waterschap Hunze en Aa’s de bestemming van de baggerspecie voorschrijft in het nog op te stellen baggerbestek;
• Dat de acceptatieprijs EUR 11,--/ton (nat) bedraagt (exclusief BTW);"
De vrijkomende baggerspecie wordt in bedoeld stuk aldus gekwalificeerd en gekwantificeerd: de hoeveelheid bedraagt "circa 87.700 m3 (…) waarvan 27.900 m3 klasse 4 en 4.000 m3 klasse 3 slib en 42.200 m3 klasse 2 en 13.600 m3 klasse 0/1". Deze klasse-indeling heeft betrekking op de verontreinigingsgraad en is (daarmee) van invloed op de verwervkingskosten.
1.6 Vervolgens heeft er op 14 oktober 2003 wederom een bespreking plaats gevonden. Blijkens het “besprekingsverslag” van deze bijeenkomst waren daarbij aanwezig:
- [directeur Maasgrond] (“namens Essent Milieu”, onder vermelding later in dit verslag: “[naam] is directeur van Maasgrond B.V.”; verderop staat in het verslag omtrent de hoedanigheid van [directeur Maasgrond] nog het volgende vermeld: “Essent Milieu zal worden vertegenwoordigd door [naam directeur] van Maasgrond B.V. te Haelen”);
- de heer [waterbodemdeskundige];
- [naam] (sectorhoofd Waterzuivering Beheer en Onderhoud van het waterschap).
1.7 In het in de voorgaande rechtsoverweging genoemde verslag wordt de “Overeenkomst acceptatie en verwerking baggerspecie uit Havenkanaal te Assen (concept)” d.d. 10 oktober 2003 als een preconcept van een overeenkomst aangeduid. Het verslag vermeldt voorts, voor zover thans van belang, het volgende:
“Het waterschap Hunze en Aa’s en de gemeente Assen zijn van plan om het Havenkanaal te Assen in 2006 te baggeren (…). Essent Milieu is bereid de baggerspecie te accepteren en heeft hiervoor een prijs afgegeven van € 11,-- ton (nat) voor klasse 2, 3, en 4 baggerspecie. Essent heeft plannen om de locatie te Wijster uit te breiden met een sedimentatiebekken, hier heeft Essent grond over. Tevens is er een mogelijkheid om baggerspecie in een depot langs het Van Starkenborghkanaal (Depot Telles te Gaarkeuken). (…)
Essent is ook bereid de baggerspecie in Limburg te accepteren. Maar dan moet er over de transportkosten gepraat worden. (…)
Opgenomen moet worden dat dit prijspeil 2003 is en dat indexering zal plaats vinden bij de acceptatie. De voorgestelde prijsindexering bedraagt 2,5 % (…).
Afgesproken wordt dat het waterschap een tweede conceptovereenkomst toestuurt en dat juristen hier nog even hun oog over laten gaan.”
Blijkens de “actielijst” zou het tweede concept voor een overeenkomst verzonden worden door [waterbodemdeskundige]. Tijdens de bespreking op 14 oktober 2003 heeft [directeur Maasgrond] aan zijn gesprekspartners een acquisitiefolder van Essent, getiteld “De afvalketen in beeld” overhandigd.
1.8 Op 27 oktober 2004 vindt een volgende bespreking plaats. Het (concept-)verslag van die bijeenkomst noemt in de kop als onderwerp “Overleg met mogelijke acceptant Essent’ en als opdrachtgever: "Gemeente Assen”. Naast medewerkers van de gemeente Assen zijn aanwezig [waterbodemdeskundige] en [directeur Maasgrond]. Het verslag vermeldt, voor zover thans van belang, onder de kop "Historie":
“De intentie is om het Havenkanaal, in samenwerkingsverband tussen gemeente Assen en waterschap Hunze en Aa’s, daadwerkelijk te gaan baggeren in het jaar 2006. (…) Op basis van het saneringsonderzoek van de Grontmij heeft Essent een voorstel voor acceptatie uitgewerkt (…). Het voorstel is uitgewerkt in een concept-overeenkomst. (…) Ook werd geconstateerd dat de gemeente de overeenkomst zou moeten tekenen als belanghebbende partij:”.
In het hoofdstuk " Planning" vermeldt het verslag:
“De intentie om de daadwerkelijke baggerwerkzaamheden uit te gaan voeren is in 2006 (…). De heer [directeur Maasgrond] geeft aan dat het in dit verband wel de voorkeur verdient om ergens rond de jaarwisseling een overeenkomst te sluiten. Essent start pas met het inrichten wanneer er zekerheid is omtrent de levering van de baggerspecie. De heer [naam] [gemeente Assen, hof] geeft aan dat de zekerheid afhangt van de financiering van het project (verdeelsleutel tussen en dekking per partij). (…)
In dit verband geeft de heer [naam] aan dat het streven van beide partijen is om rond de jaarwisseling een samenwerkingsverband te gaan sluiten tussen waterschap Hunze en Aa’s en de gemeente Assen”.
Blijkens het slot van het verslag wordt op 27 oktober 2004 nog geen datum vastgelegd voor een volgend overleg.
1.9 Na 27 oktober 2004 is er tot mei 2007 (zie hierna) geen vis-à-vis contact tussen Essent/Maasgrond en het waterschap geweest.
1.10 In maart 2005 heeft besluitvorming van de gemeente en het waterschap plaats gevonden, met als resultaat dat de gemeente opdrachtgever wordt van alle werkzaamheden aangaande het uitbaggeren van het Havenkanaal.
1.11 In de jaren 2005 en 2006 is er omtrent het project Havenkanaal herhaaldelijk contact geweest tussen [directeur Maasgrond] en de gemeente.
1.12 Op 27 april 2007 heeft de gemeente de openbare aanbesteding van baggerwerkzaamheden in het Havenkanaal in het Publicatieblad EU/TED gepubliceerd; het aan te besteden werk omvat naast andere werkzaamheden de verwerking van de te baggeren specie.
Het geschil
2. Het gaat in deze zaak in essentie om de vraag of het waterschap onderhandelingen met Maasgrond heeft gevoerd om te komen tot een overeenkomst inzake de verwerking van bij het baggeren van het havenkanaal te Assen vrijkomende baggerspecie en zo ja, of het waterschap deze onderhandelingen heeft afgebroken op een zodanig moment en wijze dat zij schadeplichtig is jegens Maasgrond. De enige grief is in de eerste plaats gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de vordering van Maasgrond dient te worden afgewezen, omdat er geen duidelijkheid bestond omtrent het antwoord op de vraag wie met wie zou contracteren.
3. Maasgrond stelt zich op het standpunt dat het bij alle betrokken partijen bekend was dat de opdracht aan haar verleend zou worden. Volgens Maasgrond heeft het waterschap haar voor de uit te voeren werkzaamheden benaderd. Zij onderbouwt haar standpunt voorts met de stelling dat de "overeenkomst acceptatie en verwerking baggerspecie uit havenkanaal te Assen (concept)" d.d. 10 oktober 2003 expliciet en eenduidig Maasgrond als partij c.q. opdrachtnemer vermeldt. Zij stelt bovendien dat uit de bedrijfsomschrijvingen in het handelsregister volgt dat Maasgrond zich - in tegenstelling tot Essent - bezig houdt met het verwerken van baggerspecie. Ook brengt zij naar voren dat Essent ten tijde van de onderhandelingen (middellijk) aandeelhouder en bestuurder van Maasgrond was.
4. Het hof overweegt dat in de onderhavige precontractuele verhouding het antwoord op de vraag wie de onderhandelende partijen over en weer als toekomstig contractspartner mochten beschouwen in beginsel afhangt van wat er over en weer verklaard is en wat er uit de verklaringen en gedragingen over en weer, overeenkomstig de zin die daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mag worden toegekend, mocht worden afgeleid.
5. Het hof acht hierbij met name het volgende relevant:
- in de concept-overeenkomst d.d. 10 oktober 2003 wordt als één der partijen vermeld "Essent Infra- en Projecten/ Maasgrond, gevestigd te Valkenswaard,(…)" in dit concept verder aangeduid als “Essent”; voorts wordt bij de opsomming van de gemaakte afspraken telkens over Essent gesproken en niet over Maasgrond;
- in het besprekingsverslag van de bijeenkomst op 14 oktober 2003 wordt expliciet vermeld dat Essent wordt vertegenwoordigd door de directeur van Maasgrond, [directeur Maasgrond], terwijl in dit verslag steeds Essent wordt genoemd als degene die de baggerspecie "accepteert";
- tijdens deze bespreking heeft [directeur Maasgrond] aan zijn gesprekspartners een acquisitiefolder van Essent, getiteld "De afvalketen in beeld" overhandigd;
- ook in het (concept-)besprekingsverslag d.d. 28 oktober 2004 wordt Essent genoemd als mogelijke acceptant.
6. Het hof is van oordeel dat Maasgrond in het licht van deze feiten en omstandigheden onvoldoende heeft gesteld op grond waarvan zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de besprekingen betrekking hadden op een door het waterschap of de gemeente met haar te sluiten overeenkomst en niet op een door het waterschap of de gemeente met Essent te sluiten overeenkomst. Het hof overweegt in dit verband dat de stelling van Maasgrond dat de "overeenkomst acceptatie en verwerking baggerspecie uit havenkanaal te Assen (concept)" d.d. 10 oktober 2003 expliciet en eenduidig Maasgrond als partij c.q. opdrachtnemer vermeldt, kennelijk onjuist is. Deze concept-overeenkomst vermeldt immers als beoogd partij "Essent Infra- en Projecten/ Maasgrond, gevestigd te Valkenswaard, (…), hierna te noemen Essent". Hetgeen Maasgrond over de doelomschrijvingen van haarzelf en Essent naar voren brengt acht het hof in deze niet relevant, al was het maar omdat Essent in de acquisitiefolder die nota bene door directeur [directeur Maasgrond] van Maasgrond aan het waterschap is verstrekt onder het kopje "DE AFVALKETEN IN BEELD" expliciet vermeldt dat zij zich bezig houdt met de verwerking van baggerspecie (productie 4 bij de conclusie van antwoord). Het hof ziet ook niet in hoe het door Maasgrond aangevoerde argument dat Essent ten tijde van de onderhandelingen (middellijk) aandeelhouder en bestuurder van Maasgrond was, in haar voordeel zou kunnen werken.
7. Aan de door het waterschap betwiste stelling van Maasgrond dat het waterschap haar heeft benaderd voor de uitvoering van de betreffende werkzaamheden (memorie van grieven, sub 1.6) gaat het hof voorbij, omdat deze stelling door Maasgrond niet verder wordt ingevuld. Zo had het op haar weg gelegen om aan te geven wanneer en door wie zij namens het waterschap is benaderd. Aan de door Maasgrond op dit punt aangeboden bewijslevering komt het hof daarom niet toe.
8. Nu Maasgrond onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd op grond waarvan zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de besprekingen betrekking hadden op een met haar af te sluiten overeenkomst, kan de grief reeds om die reden geen doel treffen. De vraag naar het stadium van de besprekingen en de vraag met welke wederpartij - het waterschap of de gemeente - eventueel een overeenkomst zou worden gesloten kunnen dan ook onbeantwoord blijven.
9. De grief slaagt niet.
De slotsom.
10 Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van Maasgrond als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (tarief VI, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Maasgrond in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van het waterschap tot aan deze uitspraak op € 6.174,-- aan verschotten en € 3.263,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Janse, Tjallema en Van Rijssen, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 31 augustus 2010 in bijzijn van de griffier.