Verdachte heeft de op hem als verkeersdeelnemer rustende zorgplicht in meerdere opzichten ernstig veronachtzaamd. Naast hetgeen reeds is uiteengezet in de bewijsoverwegingen rekent het hof verdachte zwaar aan dat hij aanvankelijk heeft getracht zijn verantwoordelijkheid te ontlopen door niet alleen de plaats van het ongeval te verlaten, maar ook een ander, zijn echtgenote, met die verantwoordelijkheid te belasten en aldus zijn aanhouding te voorkomen. Het hof acht het voorts uiterst laakbaar dat verdachte na de aanrijding opnieuw, in een andere auto, als bestuurder is opgetreden en enkele tientallen kilometers heeft gereden, terwijl hij nog steeds onder invloed van alcohol verkeerde.
Verdachte heeft door zijn zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht, maar ook ernstig letsel bij een ander veroorzaakt.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde] en uit hetgeen hij ter terechtzitting van het hof naar voren heeft gebracht kan worden afgeleid dat de fysieke, psychische en maatschappelijke gevolgen nog altijd groot en wellicht zelfs onomkeerbaar zijn en dat deze diep ingrijpen in het leven van niet alleen hemzelf, maar ook van zijn gezin.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat verdachte de gebeurtenis weliswaar over zichzelf heeft afgeroepen, maar dat tevens kan worden aangenomen dat verdachte nimmer dergelijke gevolgen heeft beoogd en ook hij en zijn naasten lijden onder de verstrekkende gevolgen.
Het hof heeft daarnaast gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juli 2010, waaruit blijkt dat verdachte meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest, zowel ter zake van delicten met een geweldsaspect als voor verkeersdelicten, veelal in combinatie met alcoholgebruik.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de rapportage van de Verslavingszorg Noord-Nederland, opgemaakt op 22 februari 2008. Uit die rapportage komt naar voren dat verdachte weliswaar erkent in de betreffende nacht teveel risico's te hebben genomen, met alle gevolgen van dien, maar tevens dat hij zijn verantwoordelijkheid voor de thans ter beoordeling staande feiten niet ten volle neemt. Het is hem als het ware overkomen. Dit wordt in enige mate bevestigd door het beeld dat het hof ter terechtzitting van verdachte heeft gekregen.
Gelet op het samenstel van feiten in relatie tot de mate van schuld die het hof bewezen acht, is het hof - anders dan de raadsman - van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passende sanctie kan gelden.
Bij de bepaling van de hoogte van deze straf zal het hof slechts in beperkte mate uitgaan van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van overtredingen van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Naar het oordeel van het hof geven met name de bewezenverklaring van de (ernstige) feiten 2 en 3, bezien in samenhang met het onder 1 bewezen verklaarde, alsmede de justitiële documentatie van verdachte aanleiding tot oplegging van een hogere straf. Het hof zal de advocaat-generaal evenwel niet volgen in diens vordering, welke overeenkomt met het oriëntatiepunt voor roekeloos rijden onder invloed van alcohol, nu deze mate van schuld niet bewezen is verklaard en deze straf het hof ook overigens niet als passend voorkomt.
De norm dat iedere verkeersdeelnemer mag uitgaan van de verwachting dat andere verkeersdeelnemers zich houden aan de elementaire veiligheidsregels is door verdachte geschonden. Uit het oogpunt van handhaving van deze norm en rekening houdend met de mate waarin verdachte verwijtbaar heeft gehandeld alsmede de ernstige gevolgen daarvan, acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.