ECLI:NL:GHLEE:2010:BN4022
Gerechtshof Leeuwarden
- Raadkamer
- A. Bosch
- J. Melssen
- H. Jonkman
- Rechtspraak.nl
Beslissing op verzet inzake griffierecht in het kader van de Wet tarieven in burgerlijke zaken
Op 10 augustus 2010 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzet tegen een nota van griffierecht. De opposante, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.A. Versteegh, had op 15 april 2010 een nota ontvangen van de griffier ter hoogte van € 234,75, welke nota betrekking had op een hoger beroep dat zij samen met haar echtgenoot had ingediend in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De zaak was gesplitst in twee procedures, één voor de opposante en één voor haar echtgenoot. De opposante had eerder een bedrag van € 78,25 voldaan, maar de griffier ging ervan uit dat er geen toevoeging was verkregen, waardoor het volledige griffierecht verschuldigd zou zijn.
Echter, uit onderzoek van het hof bleek dat er wel degelijk een toevoeging was afgegeven door de Raad voor Rechtsbijstand voor beide partijen, wat de veronderstelling van de griffier onjuist maakte. De toevoeging was op naam van de echtgenoot, maar met de vermelding dat deze ook voor de opposante gold. Hierdoor was de nota ten onrechte verzonden en diende er geen griffierecht te worden bijheven.
Het hof oordeelde dat, hoewel de Wet tarieven in burgerlijke zaken geen voorziening kent voor verzet in deze fase, het niet opportuun was om te wachten op (gedwongen) betaling van de onterecht verzonden nota. Het hof paste de procedure van artikel 25 Wtbz naar analogie toe en verklaarde het verzet gegrond. De nota van de griffier werd vervallen verklaard, waarmee de opposante in het gelijk werd gesteld.