ECLI:NL:GHLEE:2010:BN4022

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.066.615
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • A. Bosch
  • J. Melssen
  • H. Jonkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzet inzake griffierecht in het kader van de Wet tarieven in burgerlijke zaken

Op 10 augustus 2010 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzet tegen een nota van griffierecht. De opposante, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.A. Versteegh, had op 15 april 2010 een nota ontvangen van de griffier ter hoogte van € 234,75, welke nota betrekking had op een hoger beroep dat zij samen met haar echtgenoot had ingediend in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De zaak was gesplitst in twee procedures, één voor de opposante en één voor haar echtgenoot. De opposante had eerder een bedrag van € 78,25 voldaan, maar de griffier ging ervan uit dat er geen toevoeging was verkregen, waardoor het volledige griffierecht verschuldigd zou zijn.

Echter, uit onderzoek van het hof bleek dat er wel degelijk een toevoeging was afgegeven door de Raad voor Rechtsbijstand voor beide partijen, wat de veronderstelling van de griffier onjuist maakte. De toevoeging was op naam van de echtgenoot, maar met de vermelding dat deze ook voor de opposante gold. Hierdoor was de nota ten onrechte verzonden en diende er geen griffierecht te worden bijheven.

Het hof oordeelde dat, hoewel de Wet tarieven in burgerlijke zaken geen voorziening kent voor verzet in deze fase, het niet opportuun was om te wachten op (gedwongen) betaling van de onterecht verzonden nota. Het hof paste de procedure van artikel 25 Wtbz naar analogie toe en verklaarde het verzet gegrond. De nota van de griffier werd vervallen verklaard, waarmee de opposante in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

Beschikking d.d. 10 augustus 2010
Zaaknummer 200.066.615
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking op verzet ingevolge de Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz)
in de zaak van
[opposante],
wonende te [woonplaats],
opposante,
hierna te noemen: [opposante],
advocaat mr. G.A. Versteegh, kantoorhoudende te Zutphen,
tegen
de griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden,
hierna te noemen: de griffier.
Het verloop van het geding
1. Op 15 april 2010 heeft de griffier aan [opposante], per adres mr. Versteegh, een nota met notanummer 52282000438230 gezonden terzake van (bijheffing van) griffierecht ten bedrage van € 234,75.
2. Bij de griffie is op 14 mei 2010 een verzetschrift van [opposante] binnengekomen, waarin zij het hof verzoekt het verzet gegrond te verklaren en de nota te laten vervallen.
3. De griffier heeft laten weten geen verweer te willen voeren tegen het verzet.
De beoordeling
4. De nota betreft het recht terzake van een procedure die [opposante] bij dit hof heeft gevoerd. Dit betrof een hoger beroep in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, dat [opposante] tezamen met haar echtgenoot [echtgenoot van opposante] had ingediend in één appelrekest. Door het hof is die zaak gesplitst in twee procedures; de zaak van [opposante] is behandeld onder zaaknummer 200.043.823 en die van [echtgenoot van opposante] onder zaaknummer 200.043.819.
5. Het in rekening gebrachte bedrag is een aanvulling op een eerder in rekening gebracht, en door [opposante] voldaan, bedrag van € 78,25. De nota is gebaseerd op de veronderstelling dat door [opposante] geen toevoeging is verkregen of overgelegd terzake van de betreffende procedure, zodat niet een kwart maar het volledige griffierecht verschuldigd is.
6. Uit onderzoek van het hof is gebleken dat deze veronderstelling niet juist is. Zoals [opposante] terecht stelt heeft de Raad voor Rechtsbijstand voor [opposante] en [echtgenoot van opposante] samen één toevoeging (nummer 2DQ7739) voor de appelprocedure afgegeven, op naam van [echtgenoot van opposante] maar met de uitdrukkelijke vermelding "betreft tevens [opposante], [geboortedatum]". Deze toevoeging is tijdig aan het hof overgelegd.
7. Derhalve dient geen griffierecht te worden bijgeheven en is de nota ten onrechte verzonden.
8. Hoewel de Wtbz geen voorziening kent om in de fase waarin nog slechts een nota is verzonden daartegen verzet te doen, acht het hof het niet opportuun het eerst op (gedwongen) betaling van de ten onrechte verzonden nota te laten aankomen alvorens vast te stellen dat deze niet voldaan behoeft te worden, zodat het hof de procedure van artikel 25 Wtbz naar analogie en naar de bedoeling daarvan zal toepassen.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart het gedaan verzet gegrond;
verklaart de nota van de griffier van 15 april 2010 met notanummer 52282000438230 vervallen.
Aldus gegeven door mrs. Bosch, voorzitter, Melssen en Jonkman, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 augustus 2010 in bijzijn van de griffier.