ECLI:NL:GHLEE:2010:BN2083

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003079-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor fietsendiefstal met werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 20 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M.R. Rauwerda. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld voor fietsendiefstal en had straffen opgelegd. De verdachte heeft op 12 mei 2009 een niet-afgesloten damesfiets (Limit, paars) weggenomen, wat op videobeelden is vastgelegd. De advocaat-generaal vorderde dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De strafmotivering was gebaseerd op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof nam in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit, maar dat zij inmiddels een opgelegde werkstraf positief had afgerond.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende jeugddetentie kan worden opgelegd. Het hof heeft ook bepaald dat een deel van de werkstraf voorwaardelijk is, om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout gaat. De uitspraak is gedaan in het kader van het hoger beroep, waarbij het hof de eerdere veroordeling heeft herzien en de verdachte opnieuw heeft beoordeeld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003079-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-675529-09
Arrest van 20 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 12 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres] 3,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte,
mr. M.R. Rauwerda, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn verdachte ter terechtzitting te verdedigen. Het hof heeft daarop verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en haar ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op of omstreeks 12 mei 2009 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets (Limit, paars), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op 12 mei 2009 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets (Limit, paars), toebehorende aan [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 12 mei 2009 schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets. Toen verdachte vanuit school naar de fietsenstalling liep, zag zij een niet-afgesloten fiets van iemand anders in de stalling staan. Verdachte heeft die fiets gepakt en meegenomen.
De fietsendiefstal is vastgelegd op videobeelden die zijn gemaakt door een beveiligingscamera van de school. Een beveiligingsmedewerker bij die school heeft verdachte op die beelden herkend.
Verdachte heeft door haar handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaresse van de fiets.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 maart 2010 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Die veroordeling heeft verdachte er blijkbaar niet van kunnen weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De Raad voor de Kinderbescherming vond verdachtes situatie in de periode kort na het bewezen verklaarde feit zorgelijk. Uit het rapport van de Raad van 10 november 2009 blijkt dat er weinig zicht is op verdachte (deels door toedoen van verdachte zelf, deels door buiten verdachte liggende omstandigheden). Uit het eerdere rapport van 13 juli 2009 van de Raad blijkt wel dat het, sinds verdachte onder toezicht is gesteld, iets beter met haar gaat dan in de periode daarvoor. Verdachte lijkt initiatieven te ontwikkelen om uit de zorgelijke situatie te komen, maar het is onduidelijk of verdachte hierin is geslaagd.
Hoe de persoonlijke omstandigheden van verdachte nu zijn is het hof niet bekend. Wel blijkt uit de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 juni 2010 dat verdachte een opgelegde werkstraf inmiddels positief heeft afgerond.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat oplegging van de door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde (deels voorwaardelijke) werkstraf passend en geboden is. De voorwaardelijke straf dient mede om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot twintig uren, subsidiair tien dagen jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. S.H. Wachter en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.