Beschikking d.d. 29 juni 2010
Zaaknummer 200.047.308
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C. Heijs, kantoorhoudende te Groningen,
[verweerder],
wonende te [woonp[woonplaats vader]],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.H.A. de Jong, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 28 juli 2009 heeft de rechtbank Groningen onder meer op verzoek van de moeder een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen [kind 1], geboren [in 1995] in [geboorteplaats], [kind 2], geboren [in 1997] in [geboorteplaats), [kind 3], geboren [in 2001] in [geboorteplaats], vastgesteld inhoudende dat de vader gerechtigd is de kinderen van partijen gedurende één weekend per maand van zaterdag tot en met zondag bij zich te ontvangen, waarbij partijen - gelet op de lange reisduur alsmede de beperkte dienstregeling - de begin- en eindtijden in onderling overleg dienen te regelen.
Aan deze regeling zijn door de rechtbank de volgende voorwaarden gesteld:
1. de grootmoeder v.z. is tijdens de uitvoering van de omgangsregeling aanwezig;
2. de vader consulteert zo kort mogelijk vóór een omgangsweekend de huisarts en
laat de moeder het resultaat weten en
3. de moeder brengt de kinderen naar [woonplaats vader].
De verzoeken van partijen die op de gezagsvoorziening van de kinderen zagen, zijn afgewezen door de rechtbank.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 23 oktober 2009, heeft de moeder verzocht de beschikking van 28 juli 2009 te vernietigen voor zover het de daarin vastgestelde omgangsregeling betreft en opnieuw beslissende te bepalen onder welke voorwaarden er voortaan een (begeleide) omgangsregeling tussen de vader en de kinderen zal zijn, zo nodig na advies van de Raad voor de Kinderbescherming dienaangaande.
Tevens wordt het hof verzocht de instantie of persoon aan te wijzen onder wiens begeleiding deze omgang zo nodig zal plaatsvinden en de vader te veroordelen aan de moeder te voldoen als bijdrage in de kosten, verbonden aan de omgangsregeling, een bedrag van € 100,-- per keer, althans zodanig te beslissen als het hof juist acht.
Van de vader is geen verweerschrift binnengekomen op de griffie. Hij heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 24 november 2009, van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (hierna: de raad).
Van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] zijn op 15 april 2010 brieven ingekomen ter griffie van het hof.
Op 18 mei 2010 is de minderjarige [kind 2] (apart van partijen en hun advocaten) gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 18 mei 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn partijen en hun advocaten. Namens de raad was de heer W. Kelderhuis ter zitting aanwezig.
De beoordeling
Vaststaande feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten, zoals neergelegd in de bestreden beschikking van de rechtbank, is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
2. Het hof vult hierbij nog aan dat in de afgelopen periode de door de rechtbank vastgestelde regeling niet is uitgevoerd. De vader heeft [kind 2] en [kind 3] eenmaal per twee tot drie maanden bij zich gehad. De kinderen zijn toen door moeder aan vader overgedragen in Zurich. Op de verjaardagen van de kinderen heeft de vader de kinderen bij de moeder thuis bezocht.
Overeenstemming
3. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat er ten aanzien van [kind 1], mede gelet op zijn leeftijd, geen regeling meer vastgesteld behoeft te worden. [kind 1] kan zelf bepalen wanneer, hoe vaak en hoe lang hij naar zijn vader gaat.
Reeds om die reden dient de bestreden beschikking vernietigd te worden.
Visie van betrokkenen
4. De moeder heeft op zichzelf geen bezwaar tegen de contacten tussen vader en de kinderen. Zij stimuleert dit contact en onderkent dat de kinderen, en met name [kind 2], hun vader missen.
De moeder maakt zich echter zorgen over bezoeken aan de vader op momenten dat het met de vader niet goed gaat. Juist dan accepteert de vader niet dat de moeder grenzen stelt en hij wordt dan veelal agressief.
De moeder heeft benadrukt dat het in haar beleving al ongeveer twee jaar goed gaat met de vader en dat de omgang momenteel ook goed verloopt.
5. De vader mist de kinderen enorm. Hij heeft benadrukt dat de moeder hem zijn medische situatie ten onrechte maar blijft nadragen. Het is eenmaal een periode niet goed met hem gegaan, maar sindsdien is er niets met vader aan de hand. Hij heeft aangevoerd dat hij zijn werk ook niet zou kunnen verrichten als hij ziek zou zijn. Hij ervaart de opstelling van moeder in deze als een dictaat.
6. De raad heeft de ouders ter zitting een compliment gegeven, omdat het voor de raad opvallend was hoe vrij [kind 2] zich voelde - in de hal van het gebouw, in afwachting van de zitting - om contact met beide ouders te hebben. Dat gevoel moet de basis vormen voor het contact met de vader, aldus de raad.
Voor een nader onderzoek ziet de raad geen termen.
De raad refereert zich aan het oordeel van het hof.
Overwegingen van het hof
7. Het hof begrijpt het dilemma van de moeder. Enerzijds gunt zij de kinderen het contact met hun vader, anderzijds voelt zij de verantwoordelijkheid om de belangen én de veiligheid van de kinderen daarbij in ogenschouw te nemen.
8. Nu ter zitting is gebleken dat de huisarts, mede gelet op zijn ambtsgeheim, geen medewerking zal verlenen aan de door de rechtbank gestelde voorwaarde, kan de moeder daarop niet terugvallen. Ook daarom kan de bestreden beschikking niet meer in stand blijven.
9. Het hof kan aan het verzoek van de moeder, om een instantie of persoon aan te wijzen onder wiens begeleiding deze omgang zo nodig zal plaatsvinden niet voldoen. In de eerste plaats zijn er geen personen of instanties aan wie het hof iets dergelijks kan bevelen. In de tweede plaats heeft geen van de ouders ter zitting een vertrouwenspersoon kunnen noemen, die voor beide ouders acceptabel is en die deze taak op zich zou willen nemen.
10. Omdat het van belang is dat de veiligheid van de kinderen gewaarborgd is, zal het hof bepalen dat de moeder uiteindelijk de beslissingsverantwoordelijkheid heeft. Zij kan bepalen of de kinderen wel of niet naar hun vader mogen afreizen.
De moeder zal daartoe voorafgaand aan het bezoekweekend telefonisch contact hebben met de vader om de definitieve afspraken te maken; het komt het hof voor dat de moeder op dat moment kan bepalen of de omgang wel of niet kan doorgaan.
11. Deze - in het algemeen - ongebruikelijke voorwaarde kan het hof stellen, omdat de moeder al jaren heeft aangetoond in het belang van de kinderen te handelen. Zij is in staat haar ex-partner als de andere ouder te blijven zien en zij beseft dat omgang tussen vader en kinderen noodzakelijk is en blijft. Van misbruik van deze voorwaarde of van een 'dictaat' zal, zo is de stellige indruk van het hof, bij de moeder geen sprake zijn.
12. Het hof is er zich van bewust dat moeder juist met de onderhavige procedure is begonnen omdat zij de eindverantwoordelijkheid voor de omgang tussen de vader en de kinderen niet langer wilde dragen. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting heeft het hof echter de overtuiging gekregen dat het hier met name de eindverantwoordelijkheid betrof zonder dat daar een formele basis aan ten grondslag lag. De moeder is beter in staat - zoals reeds benoemd- het belang van de kinderen, ook bij omgang, te behartigen dan een willekeurige derde. Nu bij de beslissing van het hof het belang van de kinderen dient te prevaleren, acht het hof de thans vast te stellen regeling en voorwaarde de meest passende.
13. De vader hecht ook sterk aan het belang van zijn kinderen. Dit blijkt alleen al uit het feit dat hij instemt met het niet betrekken van [kind 1] in de vast te stellen regeling. In het belang van de kinderen zal de vader zich moeten neerleggen bij de eindverantwoordelijkheid van de moeder, zoals door het hof als voorwaarde in het dictum van deze beschikking zal worden opgenomen.
14. Het hof kan over de medische toestand van de vader (op dit moment of in de toekomst) immers geen oordeel geven, maar als de stelling van de vader omtrent zijn gezondheid juist is, zal de moeder deze 'beslissingsbevoegdheid' niet of nauwelijks inroepen.
15. Gelet op de wens om elkaar maandelijks te zien afgezet tegen de reisafstand en de belasting die dit voor alle betrokkenen is, acht het hof het, alles overwegende, in het belang van de kinderen om de navolgende regeling vast te stellen en benadrukt daarbij dat dit een minimale basisregeling is. In goed onderling overleg kunnen de ouders uiteraard de regeling op termijn uitbreiden.
16. Nu partijen de kinderen de afgelopen periode in Zurich hebben overdragen, zal het hof hierover ook een bepaling in het dictum van deze beschikking opnemen.
17. De moeder heeft vervolgens bij haar verzoek - om de vader te veroordelen aan haar een bedrag van € 100,-- te voldoen als bijdrage in de kosten verbonden aan de omgangsregeling - geen belang meer.
Gelet op de verhouding tussen partijen en hun beider oog voor het belang van de kinderen acht het hof een dergelijke veroordeling ook niet wenselijk, temeer daar de vader, onbestreden, heeft verklaard dat hij momenteel in voorkomende gevallen ook - vrijwillig - financieel bijdraagt in de kosten.
18. Ten slotte merkt het hof op dat hij, met de raad, geen termen ziet om de raad een nader onderzoek te laten verrichten.
Slotsom
19. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
stelt tussen de vader en de minderjarigen [kind 2], geboren [in 1997] en [kind 3], geboren [in 2001], een omgangsregeling vast in die zin dat:
de vader eenmaal per maand contact met [kind 2] en [kind 3] zal hebben
waarbij de vader afwisselend
één maal per twee maanden de kinderen bij zich thuis kan ontvangen, thans op [woonplaats vader], gedurende één weekend per twee maanden van zaterdag tot en met zondag;
en
één maal per twee maanden de kinderen kan bezoeken bij de moeder, dan wel (in onderling overleg) bij de grootmoeder (v.z.) thuis;
daarnaast is de vader gerechtigd [kind 2] ten minste eenmaal per jaar één week aansluitend bij zich te hebben in enige schoolvakantie, zulks in onderling overleg tussen partijen af te spreken;
voor deze voorgaande regeling geldt dat:
1. de moeder uiteindelijk beslist of de omgangsregeling wel of geen doorgang kan vinden - uitsluitend op grond van de veiligheid van de kinderen - bij welke beslissing de vader zich, in het belang van de kinderen, dient neer te leggen;
2. partijen, gelet op de lange reisduur alsmede de beperkte dienst- regeling,
* de begin- en eindtijden in onderling overleg dienen te regelen;
* de kinderen (ongeveer) op de helft van het traject overdragen, bijvoorbeeld te Zurich of Leeuwarden, of enige andere plaats die aan deze voorwaarde voldoet;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mrs. Garos, voorzitter, Dijkstra en Breemhaar, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 29 juni 2010 in bijzijn van de griffier.