Parketnummer: 24-000707-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-652543-08
Arrest van 14 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van
6 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. van Dijk, advocaat te Winschoten.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing genomen over de in beslag genomen voorwerpen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de in beslag genomen goederen, te weten twee stelten van hout met een ijzeren onderkant, zal verbeurdverklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 30 april 2008, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [getuige 1]), meermalen heeft gestompt, geslagen, getrapt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 30 april 2008, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan of nabij de [straat] en in gebruik bij een persoon, te weten [getuige 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
hij op of omstreeks 30 april 2008, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [getuige 2]), meermalen heeft gestompt, geslagen, geschopt en/of getrapt en/of een (gedeelte van een) stelt tegen de keel en/of de nek van die [getuige 2] heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangeefster [getuige 1].
Verdachte ontkent aangeefster [getuige 1] te hebben mishandeld.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de mishandeling heeft ontkend, dat de verklaringen van aangeefster [getuige 1] en aangever [getuige 2] op een aantal essenti?le punten verschillen en dat het letsel waarover aangeefster [getuige 1] heeft verklaard niet door verbalisanten is waargenomen. Er is derhalve, aldus de raadsman, geen overtuigend bewijs voor de onder 1 ten laste gelegde mishandeling.
Het hof stelt vast dat de verklaringen die door aangeefster [getuige 1] en getuige [getuige 2] zijn afgelegd op essenti?le punten van elkaar verschillen, zowel voor wat betreft de aard van het door verdachte ten opzichte van aangeefster [getuige 1] uitgeoefende geweld als met betrekking tot de locatie waar en het moment waarop de vermeende mishandeling van aangeefster [getuige 1] zou hebben plaatsgevonden. Het hof heeft om die reden niet de overtuiging gekregen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Aan verdachte is onder 3 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangever [getuige 2].
Verdachte ontkent aangever [getuige 2] gestompt, geslagen, geschopt dan wel getrapt te hebben.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat verdachte ter zake de onderdelen stompen, slaan, schoppen en trappen dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ontkent deze gedragingen verricht te hebben en dat de verklaringen van aangever [getuige 2] en getuige [getuige 1] op deze onderdelen op een aantal essenti?le punten van elkaar afwijken.
Het hof stelt ook ten aanzien van de aan verdachte verweten mishandeling van aangever [getuige 2] vast, dat de in verband daarmee door aangever [getuige 2] en getuige [getuige 1] afgelegde verklaringen op essenti?le punten van elkaar verschillen, zowel voor wat betreft de aard van het door verdachte ten opzichte van aangever [getuige 2] uitgeoefende geweld als met betrekking tot de locatie waar en het moment waarop de vermeende mishandeling van aangever [getuige 2] zou hebben plaatsgevonden. Dit geldt in elk geval voor het in de tenlastelegging opgenomen stompen, slaan, schoppen en trappen van aangever [getuige 2].
Op grond van de hiervoor genoemde ongerijmdheden ontbreekt bij het hof de overtuiging dat verdachte zich aan deze geweldshandelingen schuldig heeft gemaakt. Verdachte zal derhalve van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het aan verdachte onder 3 gemaakte verwijt dat hij aangever [getuige 2] opzettelijk mishandelend met (een gedeelte van een) stelt tegen de keel en/of de nek zou hebben geduwd, is het hof van oordeel dat ook dit onderdeel niet bewezen kan worden verklaard. Aangever [getuige 2] heeft zelf verklaard dat verdachte op een gegeven moment een stelt richting zijn keel heeft geduwd, maar dat hij de stelt kon tegenhouden waarna deze middendoor brak. Er is derhalve geen bewijs voor het daadwerkelijk met een (gedeelte van een) stelt tegen de keel en/of nek duwen van aangever [getuige 2], zodat verdachte ook van dit onderdeel van het onder 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat verdachte van de onder 3 ten laste gelegde mishandeling van [getuige 2] zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 30 april 2008 te [plaats], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [straat] en in gebruik bij een persoon, te weten [getuige 1].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
2.
in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 30 april 2008 naar de woning van zijn ex-partner gegaan alwaar hij met door hem meegenomen stelten de ramen van de voordeur van de woning heeft ingeslagen. Verdachte is vervolgens de woning binnengedrongen. Een en ander heeft plaatsgevonden in het kader van onenigheid tussen verdachte en zijn ex-partner ten aanzien van de omgang en het contact van verdachte met hun dochter. Door aldus te handelen heeft verdachte onrechtmatig inbreuk gemaakt op het ongestoorde woongenot van zijn ex-partner.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justiti?le Documentatie d.d. 15 juni 2010, waaruit - ten voordele van verdachte - blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een onvoorwaardelijke geldboete in beginsel een passende bestraffing. Het hof ziet echter in de ouderdom van het feit aanleiding om de geldboete geheel voorwaardelijk op te leggen.
Beslag
Het hof zal de door de advocaat-generaal gevorderde verbeurdverklaring van de in beslag genomen stelten niet gelasten, nu uit de verklaring van verdachte tegenover de politie blijkt dat verdachte afstand heeft gedaan van deze voorwerpen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 138 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 ten laste gelegde meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. H. Heins en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.
Mr. Roes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.