ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1633

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002168-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor vervalsing, bedreiging en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een minderjarige verdachte. De verdachte was eerder door de rechtbank Leeuwarden veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van een vervalste buskaart, bedreigingen en mishandeling. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot drie maanden jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun. De zaak kwam ter beoordeling na een hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.

De feiten betroffen onder andere het gebruik van een vervalste buskaart op 25 april 2008, waarbij de verdachte de buschauffeur bedreigde toen hij op het gebruik van de vervalsing werd aangesproken. Daarnaast heeft de verdachte op verschillende momenten bedreigingen geuit naar andere personen en een mishandeling gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, maar heeft ook rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte, zoals gerapporteerd door de Raad voor de Kinderbescherming.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gedeeltelijk afgewezen en de straf verlaagd, omdat de verdachte zich in de tussenliggende tijd positief had ontwikkeld. De rechtbank had eerder een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd, maar het hof heeft dit advies van de Raad voor de Kinderbescherming overgenomen en besloten dat een lagere straf passend was. De proeftijd van de eerder opgelegde jeugddetentie werd met een jaar verlengd, en de bijzondere voorwaarde werd opgeheven. Het hof heeft de verdachte niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002168-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-675605-08 en 17-682037-07 (tul)
Ter berechting gevoegd in eerste aanleg: 17-676385-08
Arrest van 12 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 18 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.R. Rauwerda, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de ter berechting gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2. ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun.
Met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging van de op 3 juli 2008 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, vordert de advocaat-generaal verlenging van de proeftijd met één jaar en opheffing van de bijzondere voorwaarde.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 25 april 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) bus/maandkaart en/of een vals(e)of vervalst(e) bus/maandkaart voorhanden heeft gehad, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, (- zakelijk weergegeven -) deze vals(e) of vervalst(e) bus/maandkaart (aan de buschauffeur) heeft getoond en/of heeft overgelegd (als zijnde een geldig vervoersbewijs) teneinde met de bus te (kunnen) reizen en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat deze vals(e) of vervalst(e) bus/maandkaart een afwijkende kleur vertoonde en/of dikker en/of stugger aanvoelde (omdat delen over elkaar heen waren geplakt teneinde de geldigheids/ingangsdatum te wijzigen);
3.
hij op of omstreeks 25 april 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik weet wie je bent. Ik kom je wel weer tegen in de bus. Dan pak ik je, dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik je civiel tegen kom dan schiet ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 16 november 2008 te[plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), (met kracht en/of met de vuist) op of tegen de mond, dan wel in of tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 25 april 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste bus/maandkaart en een vervalste bus/maandkaart voorhanden heeft gehad, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, - zakelijk weergegeven - deze vervalste bus/maandkaart aan de buschauffeur heeft getoond en heeft overgelegd als zijnde een geldig vervoersbewijs teneinde met de bus te kunnen reizen en bestaande die vervalsing hierin dat deze vervalste bus/maandkaart een afwijkende kleur vertoonde en dikker en stugger aanvoelde omdat delen over elkaar heen waren geplakt teneinde de geldigheids/ingangsdatum te wijzigen);
3.
hij op 25 april 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik weet wie je bent. Ik kom je wel weer tegen in de bus. Dan pak ik je, dan maak ik je af" en opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik je civiel tegen kom dan schiet ik je dood;
4.
hij op 16 november 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 3], met kracht met de vuist tegen de mond heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1., 3. en 4. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. opzettelijk gebruik maken en voorhanden hebben van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, tweede lid van het Wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
4. mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van fraude, twee bedreigingen en een mishandeling. Verdachte heeft met een vervalste buskaart geprobeerd toegang te krijgen tot de bus. Verdachte heeft hiermee schade toegebracht aan het vertrouwen dat
buschauffeurs in de hun getoonde buskaarten moeten kunnen hebben. Bovendien heeft hij hiermee geprobeerd de busmaatschappij financieel te benadelen. Toen verdachte op het gebruik van die kaart werd aangesproken door de buschauffeur heeft verdachte de chauffeur bedreigd. Ook heeft verdachte een van de politieagenten die de chauffeur te hulp kwamen bedreigd. Een half jaar later heeft verdachte zonder enige aanleiding een bezoeker van een discotheek in [plaats], [slachtoffer 3], mishandeld.
Verdachte heeft met die bedreigingen en mishandeling een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de chauffeur, de politieagent en [slachtoffer 3].
Het hof heeft kennisgenomen van een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 7 april 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft aan verdachte op 18 augustus 2009 een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd. Deze straf werd destijds ook door de Raad voor de Kinderbescherming in het rapport van 9 juni 2009 geadviseerd. Verdachte heeft zich echter in de tussenliggende tijd - de tijd tussen het instellen van het hoger beroep en de behandeling bij het hof - zo goed ontwikkeld dat de Raad voor de Kinderbescherming het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel niet langer wenselijk acht.
Uit recente rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 10 juni 2010, blijkt namelijk dat verdachte zich goed heeft ingezet voor de Ambulante Multi Systeem Therapie en dat bijna alle doelen van die therapie behaald zijn. Ook blijkt uit het rapport van de Raad dat de jeugdreclassering rapporteert dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Verdachte werkt gemotiveerd mee aan behandeling en hulpverlening en heeft tot op heden ook niet gerecidiveerd.
De Raad voor de Kinderbescherming acht het afdoende om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daaraan gekoppeld een maatregel hulp en steun, ook als dat eventueel een behandeling van Verslavingszorg Noord Nederland inhoudt.
Het hof zal dit advies van de Raad voor de Kinderbescherming overnemen. Het hof zal aan verdachte een lagere straf opleggen dan door de advocaat-generaal geëist, nu het hof van oordeel is dat, gezien de positieve ontwikkeling van verdachte, met een kortere voorwaardelijke jeugddetentie kan worden volstaan.
Beslissing op de vordering TUL
Bij vonnis van de meervoudige kamer in het arrondissement Leeuwarden, d.d. 3 juli 2008, is betrokkene veroordeeld tot onder meer een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 18 juli 2008. De proeftijd is ingegaan op 18 juli 2008. De advocaat- generaal heeft gevorderd dat voormelde proeftijd zal worden verlengd met de duur van één jaar, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten. Tevens is gevorderd de aan deze voorwaardelijke straf gekoppelde bijzondere voorwaarde op te heffen.
Gebleken is dat veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. Voormelde proeftijd is nog niet
verstreken.
Gelet op het verhandelde ter 's hofs terechtzitting en het hiervoor omtrent de ontwikkeling van verdachte geschetste, is het hof van oordeel dat er aanleiding bestaat de voormelde proeftijd te verlengen met een termijn van één jaar.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77cc, 77gg, 225, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2. ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld onder 1., 3. en 4. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een jeugddetentie voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de jeugdreclassering en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook als dit inhoudt een behandeling door Verslavingszorg Noord Nederland;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de 240 dagen jeugddetentie, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Leeuwarden van 3 juli 2008 (parketnummer 17-682037-07);
verlengt de bij dit vonnis gestelde proeftijd met één jaar, en heft op de bij dit vonnis opgelegde bijzondere voorwaarde.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S.H. Wachter en
mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Aalders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.