Parketnummer: 24-002629-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-640699-09, 18-640344-09 en 18-640222-08 (tul)
Arrest van 12 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 2 oktober 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 18-640699-09 en 18-640344-09 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A. en zaak B., tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Meijer, advocaat te Veendam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist, heeft aan verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte in zaak A. en het in zaak B. primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van een deel van de gevangenisstraf, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 3 oktober 2008, te weten 90 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat deze jeugddetentie zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
A.
hij op of omstreeks 11 juli 2009, in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een kermisattractie, te weten een raam van de boksbal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
B.
hij op of omstreeks 22 april 2009, in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een autobus van vervoersmaatschappij [benadeelde], welk geweld bestond uit
- schoppen tegen die autobus en/of
- een fiets gooien tegen die autobus en/of
- een steen, althans hard voorwerp, gooien tegen die autobus;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 22 april 2009 te gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een autobus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan vervoersmaatschappij [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte het in zaak B. primair ten laste gelegde heeft begaan. Uit de aangifte van de buschauffeur blijkt dat twee jongens op 22 april 2009 te 18.05 uur vernielingen hebben gepleegd aan een passagiersbus. De heer [getuige] is getuige geweest van deze vernieling. Hij verklaart tegenover de politie dat hij heeft gezien dat verdachte één van deze jongens was. [getuige] kent verdachte goed omdat hij vroeger bij verdachte op school heeft gezeten en bij hem in het dorp woont. Bij de rechter-commissaris bevestigt [getuige] zijn verklaring. Verdachte verklaart dat hij ten tijde van deze vernieling niet in [plaats], maar in [plaats] was bij een vriendin van zijn broer en dat hij daarom de vernieling van de bus niet kan hebben gepleegd. Verdachte geeft in deze verklaring echter ook aan dat hij van 17.00 uur tot 19.00 uur die dag de woning van deze vriendin zou hebben verlaten.
Het hof leidt uit deze verklaring van verdachte af dat hij voor het tijdstip waarop de bus is vernield geen sluitend alibi heeft. Gelet hierop in samenhang met de stellige verklaring van getuige [getuige], dat verdachte een van de twee jongens was die de vernielingen hebben gepleegd, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het in zaak B. primair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
A.
hij op 11 juli 2009, in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een kermisattractie, te weten een raam van de boksbal, toebehorende aan [benadeelde 1], heeft vernield;
B. primair
hij op 22 april 2009, in de gemeente [gemeente] met een ander, op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een autobus van vervoersmaatschappij [benadeelde], welk geweld bestond uit
- schoppen tegen die autobus en
- een fiets gooien tegen die autobus en
- een steen gooien tegen die autobus.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A. en B. primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
A. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
B. primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan vernieling van andermans goed door een ruit van een kermisattractie te vernielen en door samen met een mededader een passagiersbus te beschadigen. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren van deze goederen.
Het hof heeft kennisgenomen van een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 april 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 25 mei 2010 blijkt dat verdachte thans werkzaam is bij [naam] in [plaats]. Verdachte verricht hier werkzaamheden in het kader van grondverzet. Het werken bevalt verdachte hier goed. Verdachte krijgt hier ook de begeleiding die hij nodig heeft. Uit het rapport blijkt voorts dat het traject ITB-harde kern positief verlopen is en dat verdachte sinds de start van dit project niet meer met de politie in aanraking is gekomen. Hoewel het thans goed lijkt te gaan met verdachte is de kans op recidive zeker aanwezig. De Raad voor de Kinderbescherming acht daarom een langdurige maatregel hulp en steun geïndiceerd, zodat de jeugdreclassering toezicht kan houden en verdachte zonodig kan ondersteunen. Het hof zal dit advies van de Raad voor de Kinderbescherming overnemen.
Het hof ziet geen reden om wederom aan verdachte als bijzondere voorwaarde het traject ITB-harde kern op te leggen. Het hof is van oordeel dat dit traject gezien moet worden als een eenmalige intensieve begeleiding door de jeugdreclassering waarbij gewerkt wordt aan de doelen die in dit hulpverleningstraject worden vastgesteld, zodat de jongere na afloop van de maatregel beter bestand is tegen factoren die eerder geleid hebben tot het delictgedrag.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof de door de advocaat-generaal geëiste straf passend en geboden, zodat het hof verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 3 oktober 2008 is veroordeelde veroordeeld tot onder meer een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Blijkens het onderzoek ter
's hofs terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 18 oktober 2008. De proeftijd is ingegaan op 18 oktober 2008.
De officier van justitie vorderde in eerste aanleg dat last zal worden gegeven tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voormelde jeugddetentie, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de in zaak A. en zaak B. bewezenverklaarde feiten, met dien verstande dat een deel van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten 90 dagen dient te worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging is de vordering van de advocaat-generaal gelijkluidend aan die van de officier van justitie. In aanmerking genomen dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de bewezenverklaarde vernieling en openlijke geweldpleging zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal.
Benadeelde partijen
Uit het onderzoek ter 's hof terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde], zich in het geding in eerste aanleg hebben gevoegd en dat hun vorderingen in eerste aanleg geheel zijn toegewezen. Derhalve duren de voegingen ter zake van hun gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vorderingen zijn van de zijde van verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Derhalve kunnen deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77dd, 36f, 141, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A. en zaak B. primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A. en in zaak B. primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de jeugdreclassering en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
gelast (in plaats van het geven van een last tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van 180 dagen jeugddetentie, te weten 90 dagen jeugddetentie, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Groningen van 3 oktober 2008) een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1]., gevestigd te [plaats], [adres], tot een bedrag van honderdnegen euro en vierentwintig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdnegen euro en vierentwintig cent, ten behoeve van het slachtoffer,
[benadeelde 1]., gevestigd te [plaats], [adres];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres], tot een bedrag van duizend driehonderdenachtenvijftig euro en vijftien cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend driehonderdenachtenvijftig euro en vijftien cent, ten behoeve van het slachtoffer,
[benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van zevenentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Aalders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.