ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1465

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002780-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraken en poging tot inbraak met voorwaardelijke werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. O.G. Schuur. De verdachte was eerder veroordeeld voor inbraken in twee woningen en een poging tot inbraak in een bedrijfspand, gepleegd in januari 1999. De politierechter had hem een straf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand had geëist, niet gehonoreerd. In plaats daarvan heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof overwoog dat de feiten ernstig waren, maar dat er sinds de eerdere veroordeling veel tijd was verstreken zonder dat de verdachte opnieuw in aanraking was gekomen met de politie. De verdachte had verklaard dat hij inbraken als een manier zag om te 'winkelen' vanwege zijn financiële situatie. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en poging tot diefstal, maar heeft ook rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de balans tussen de ernst van de feiten en de kans op rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002780-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-052288-99
Arrest van 9 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van
7 oktober 1999 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. O.G. Schuur, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 januari tot en met 28 januari 1999, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straat] te [plaats] heeft weggenomen 2 stoelen, 8 handdoeken, 6 theedoeken, 1 moltondeken (tweepersoons), 2 moltondekens (eenpersoons), 1 hoeslaken, 1 dekbedovertrek, vier hoeslakens, 4 dekbedden, een wekkerradio, een waterkoker, een koffiezetapparaat en een kleurentelevisie (merk Panasonic), althans een of meer dier goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woningstichting "[slachtoffer]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 9 januari 1999, althans in of omstreeks januari 1999, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantoor aan de [straat] te [plaats] (vuilstort) weg te nemen enig geld en/of goed dat van de gading van verdachte en/of zijn mededader(s) was/waren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het vuilverwerkingsbedrijf [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat kantoor te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed dat van de gading van verdachte en/of zijn mededader(s) was/waren, althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met voormeld oogmerk een raam van dat kantoor heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) dat kantoor binnen wilde(n) klimmen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, alleen tengevolge van de van zijn/hun wil onafhankelijke omstandigheid dat het alarm afging, in elk geval alleen tengevolge van een van zijn/hun wil onafhankelijke omstandigheid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 28 december 1998 tot en met 13 januari 1999, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [plaats] te [plaats] heeft weggenomen een kleurentelevisie met afstandsbediening, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de woningstichting "[slachtoffer]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 14 januari tot en met 28 januari 1999, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straat] te [plaats] heeft weggenomen 2 stoelen, 8 handdoeken, 6 theedoeken, 1 moltondeken (tweepersoons), 2 moltondekens (eenpersoons), 1 hoeslaken, 1 dekbedovertrek, vier hoeslakens, 4 dekbedden, een wekkerradio, een waterkoker, een koffiezetapparaat en een kleurentelevisie (merk Panasonic), toebehorende aan woningstichting "[slachtoffer]", waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 9 januari 1999, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantoor aan de [straat] te [plaats] (vuilstort) weg te nemen enig geld en/of goed dat van de gading van verdachte en/of zijn mededader was/waren, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader en zich daarbij de toegang tot dat kantoor te verschaffen door middel van braak, zijn mededader met voormeld oogmerk een raam van dat kantoor heeft geforceerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, alleen tengevolge van de van hun wil onafhankelijke omstandigheid dat het alarm afging;
3.
hij in de periode van 28 december 1998 tot en met 13 januari 1999, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [plaats] te [plaats] heeft weggenomen een kleurentelevisie met afstandsbediening, toebehorende aan de woningstichting "[slachtoffer]", waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
onder 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
onder 3: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, al dan niet samen met medeverdachte [ naam 1], tweemaal schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal. Verdachte heeft telkens een (groot) aantal goederen buit gemaakt door in een woning in te breken. Daarnaast heeft verdachte getracht in een bedrijfspand van het vuilverwerkingsbedrijf '[naam]' in te breken. In dit laatste geval is het slechts bij een poging gebleven, omdat de in het pand aanwezige alarminstallatie tijdig in werking trad.
Verdachte heeft aldus de rechten van derden met voeten getreden, wat verdachte blijkens zijn bij de politie afgelegde verklaringen geen moment heeft beseft. Verdachte zag - naar eigen zeggen - bij gebrek aan geld en goederen in het inbreken een gelegenheid om te 'winkelen'.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 17 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan de onderhavige feiten niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Verdachte is bij vonnis van de politierechter d.d. 7 oktober 1999 veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van het hof de keuze van de politierechter - en de advocaat-generaal - voor deze strafmodaliteit. Sinds het wijzen van het vonnis is er echter veel tijd verstreken, waarin verdachte niet voor soortgelijke strafbare feiten in aanraking is gekomen met politie en justitie. Daarin en in hetgeen de raadsman van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook overigens aangaande de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft aangevoerd, ziet het hof aanleiding een voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur aan verdachte op te leggen. Deze straf heeft mede ten doel te voorkomen dat verdachte opnieuw soortgelijke strafbare feiten zal plegen, met name nu volgens de raadsman de financiële situatie van verdachte ook momenteel niet rooskleurig is.
Gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten zal het hof geen toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is bepleit.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. P.W.M. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Huisman voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.