Parketnummer: 24-002970-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-830120-09
Arrest van 8 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 10 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Amsterdam PPC te Amsterdam,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Bosma, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft bewezen verklaard dat verdachte een aantal misdrijven heeft begaan, heeft verdachte niet strafbaar verklaard en heeft gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de duur van één jaar.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof zal, in tegenstelling tot de rechter in eerste aanleg, de tenlastelegging ten aanzien van feit 1. opvatten als een cumulatieve tenlastelegging (1a. en 1b.). Verdachte is in eerste aanleg niet veroordeeld ten aanzien van het onder 1b. ten laste gelegde. Het hof zal de uitspraak van de politierechter op dit punt gelijkstellen met een vrijspraak.
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1b. ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging en de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zal opleggen voor de duur van één jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis voor zover aan hoger beroep onderworpen vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
1a.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2009 tot en met 15 april 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (merk: Mercedes), staande/geparkeerd aan [straat] heeft weggenomen een zaklamp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen zaklamp onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2009 tot en met 19 april 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een kampeerauto (merk: Fiat), staande/geparkeerd aan/nabij de [straat 2], geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die weg te nemen auto onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit van die auto heeft vernield en/of de bedrading van het contactslot van die auto heeft losgetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2009 tot en met 19 april 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of de bedrading van het contactslot van een kampeerauto (merk: Fiat), staande/geparkeerd aan de [straat 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 27 april 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk: Citroën C4), staande/geparkeerd nabij een woning aan de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij op of omstreeks 27 april 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een paspoort en/of een sleutel en/of chips, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 16 april 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk: Toyota Aygo, kleur: rood), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1a.
hij omstreeks de periode van 14 april 2009 tot en met 15 april 2009, te [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (merk: Mercedes), staande/geparkeerd aan [straat] heeft weggenomen een zaklamp, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte de weg te nemen zaklamp onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij in de periode van 14 april 2009 tot en met 19 april 2009, te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een kampeerauto (merk: Fiat), staande/geparkeerd aan/nabij de [straat 2], toebehorende aan [slachtoffer 2], en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en die weg te nemen auto onder zijn bereik te brengen door middel van braak en verbreking, een ruit van die auto heeft vernield en de bedrading van het contactslot van die auto heeft losgetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 27 april 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk: Citroën C4), staande/geparkeerd nabij een woning aan de [adres], toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte de weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij op 27 april 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een paspoort en een sleutel en chips, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
hij op 16 april 2009, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk: Toyota Aygo, kleur: rood), toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte de weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1a.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid
Omtrent verdachtes persoon is door [naam], psychiater, en [naam], gz-psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, d.d. 17 september 2009 een Pro justitia rapport opgemaakt.
In het rapport van voormelde deskundigen wordt geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten last gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in het autistische spectrum: Syndroom van Asperger. Ook heeft zich vanaf diens vroege volwassenheid bij verdachte schizofrenie van het paranoïde type ontwikkeld. Beide deskundigen concludeerden dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de hem tenlastegelegde feiten.
Zij overwegen hieromtrent:
Ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van acute symptomatologie van de schizofrenie in de vorm van een paranoïde psychose. Kenmerken van de autistische stoornis waren eveneens aanwezig, maar deze uiten zich vooral als onderdeel van verdachtes plaatsing in de omgeving en ten opzichte van anderen. Bij verdachte uit dit zich onder andere in ernstige tekortkomingen in de sociaal-emotionele interactie, abnormale preoccupaties en rigide denkpatronen, terwijl de cognitief-intellectuele ontwikkeling intact is. Ten tijde van het ten laste gelegde lijkt verdachtes gedrag in zeer hoge mate, zo niet volledig gestuurd te zijn door een combinatie van een paranoïd psychotische gedachtegang bij een bijkans onwrikbaar autistisch gedragspatroon. Hierdoor achten wij hem ontoerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde.
Het hof neemt vorenstaande conclusies over en maakt die tot de zijne.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten is verdachte derhalve niet strafbaar, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Motivering van de op te leggen maatregel
Het eerder genoemde rapport van Lambers en Reinink houdt onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
Welke aanbevelingen zijn op basis van voorgaande te doen ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene en binnen welk juridisch kader zou dit gerealiseerd kunnen worden?
(Medicamenteuze) behandeling van de psychose en mogelijke restverschijnselen van de schizofrenie en daarna zoeken naar een passende woonomgeving en dagbesteding, waar hij met zijn Syndroom van Asperger kan functioneren. Het Syndroom van Asperger is als zodanig niet te behandelen. Bovenstaande zal het recidiverisico aanmerkelijk doen dalen. De verwachting is overigens dat op langere termijn psychiatrische behandeling en begeleiding in de woonsituatie onvermijdelijk is. Bovengenoemde zou in eerste instantie via een maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van strafrecht uitgevoerd kunnen worden. Zonder behandeling achten wij de kans op recidive zeer hoog. Teneinde de betreffende maatregel doeltreffend uit te voeren is plaatsing binnen een FPA ( het hof begrijpt: een Forensisch psychiatrische afdeling) geïndiceerd. Vanwege diens geïsoleerde sociale situatie verdient de FPA in diens regio van herkomst, in de buurt van zijn ouders, de voorkeur.
Het hof onderschrijft deze adviezen. Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het hof acht verdachte gevaarlijk voor de algemene veiligheid van goederen.
Het hof zal, overeenkomstig de eis van de advocaat-generaal, ter bescherming van de maatschappij gelasten dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van een jaar. Het opleggen van deze maatregel voor een kortere duur dan een jaar - zoals verzocht door de raadsman - acht het hof niet wenselijk, nu uit voornoemd rapport blijkt dat behandeling van verdachte geruime tijd in beslag zal nemen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 37, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1b ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1a, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
kwalificeert hetgeen is bewezenverklaard als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten strafbaar;
verklaart verdachte echter niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van ??n jaar.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. W. Foppen en
mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde
mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.