ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1346

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002901-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling en wederspannigheid met vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor mishandeling en wederspannigheid. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een straf en had de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk, en dat de vordering van de benadeelde partij volledig zou worden toegewezen. Het hof kon echter niet beoordelen of het onderzoek in eerste aanleg overeenkomstig de wet had plaatsgevonden, omdat er geen proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg was opgemaakt. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 april 2009 opzettelijk de benadeelde partij heeft mishandeld en zich met geweld heeft verzet tegen een opsporingsambtenaar. De verdachte heeft de lichamelijke integriteit van de beveiligingsmedewerker geschonden en heeft zich met geweld verzet tegen de politie. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en een werkstraf opgelegd, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder ADHD en financiële problemen.

De benadeelde partij heeft immateriële schade geleden als gevolg van de mishandeling, en het hof heeft de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 150,-- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Het arrest is ondertekend door de voorzitter en de andere rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002901-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-620406-09
Arrest van 1 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 30 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uur waarvan 20 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Van de terechtzitting in eerste aanleg is geen proces-verbaal opgemaakt. Daarom kan het hof niet beoordelen of het onderzoek in eerste aanleg overeenkomstig de wet heeft plaatsgevonden en of het vonnis aan de wettelijke eisen voldoet. Het vonnis zal om deze reden worden vernietigd en het hof zal opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 april 2009 te en in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend,
[benadeelde] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
verdachte op of omstreeks 22 april 2009, te en in de gemeente [gemeente], zich met geweld heeft verzet tegen [verbalisant], zijnde opsporingsambtenaar van Regiopolitie Drenthe, die verdachte ingeval van ontdekking op heterdaad had aangehouden verdacht van overtreding van artikel 300 van het wetboek van strafrecht en verdachte trachtte ten spoedigste voor een hulpofficier van justitie te geleiden en verdachte daartoe had vastgegrepen en met zich trachtte te voeren en aldus werkzaam was in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, welk zich met geweld verzetten hierin bestond, dat verdachte met kracht rukte en trok in een andere richting dan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte met zich te voeren.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 22 april 2009 te en in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend, [benadeelde] heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
verdachte op 22 april 2009, te en in de gemeente [gemeente], zich met geweld heeft verzet tegen [verbalisant], zijnde opsporingsambtenaar van Regiopolitie Drenthe, die verdachte ingeval van ontdekking op heterdaad had aangehouden verdacht van overtreding van artikel 300 van het wetboek van strafrecht en verdachte trachtte ten spoedigste voor een hulpofficier van justitie te geleiden en verdachte daartoe had vastgegrepen en met zich trachtte te voeren en aldus werkzaam was in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, welk zich met geweld verzetten hierin bestond, dat verdachte met kracht rukte en trok in een andere richting dan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte met zich te voeren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. mishandeling;
2. wederspannigheid.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft naar aanleiding van een woordenwisseling met een beveiligingsmedewerker in een supermarkt deze beveiligingsmedewerker een klap gegeven. Toen de politie hem kort daarna wilde aanhouden voor deze mishandeling, heeft hij zich met geweld verzet tegen deze aanhouding.
De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van die beveiligingsmedewerker geschonden. Bij de aanhouding heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de betreffende politiefunctionaris en heeft daarmee het gezag van de politie ondermijnd.
Verdachte is, blijkens een hem betreffende uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister d.d. 19 maart 2010, niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht. Verdachte krijgt begeleiding van zijn pleegouders in verband met ADHD en zijn financiële situatie.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat een werkstraf een passende sanctie is. Het hof ziet geen aanleiding om naast een onvoorwaardelijke werkstraf nog een deel voorwaardelijk op te leggen. Het hof ziet in de gebleken omstandigheden onvoldoende aanknopingspunten voor het aannemen van herhalingsgevaar.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde feit. Het hof zal de immateriële schade vaststellen op een bedrag van € 150,-- en wijst de vordering tot dat bedrag toe, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voor het overige ziet de vordering op materiële en immateriële schade welke betrekking heeft op de kneuzing van een duim. Het hof is met verdachte van oordeel dat dit letsel geen rechtstreeks gevolg is van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de - grotendeels - in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 180 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2009 tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.