Parketnummer: 24-001624-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-620318-09
Arrest van 1 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 22 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.J.M. Nijholt, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing genomen over de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof:
- verdachte zal veroordelen tot een geldboete van 5 700,-- waarvan € 350,-- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 150,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de benadeelde partij in het meer gevorderde niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
verdachte op of omstreeks 1 april 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, zich bevindende op enige/korte afstand van die [benadeelde], opzettelijk dreigend tegen deze heeft gezegd: "Ik steek je dood!"en/of "Je gaat eraan!" en/of "Je komt er nog wel achter, je gaat er aan!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
verdachte op of omstreeks 1 april 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [benadeelde], tegen het gezicht, althans tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze werd gewond en/of pijn ondervond.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
verdachte op 1 april 2009, te [plaats], [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, zich bevindende op enige/korte afstand van die [benadeelde], opzettelijk dreigend tegen deze heeft gezegd: "Je gaat eraan!";
2.
verdachte op 1 april 2009, te [plaats], opzettelijk mishandelend [benadeelde], tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn ondervond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Er bestaat een langdurig conflict tussen verdachte en zijn buurvrouw. Op 1 april 2009 is dit conflict dusdanig geëscaleerd dat verdachte zijn buurvrouw in het gezicht heeft geslagen en heeft bedreigd. Verdachte heeft door op deze wijze te handelen op ontoelaatbare wijze zijn ongenoegen geuit, een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft een voor haar bedreigende situatie doen ontstaan.
Gevaar voor herhaling van agressief gedrag jegens zijn buurvrouw is te duchten nu het conflict nog niet is bijgelegd en verdachte ter zitting vijandige voornemens heeft geuit in het geval van een volgende confrontatie met zijn buurvrouw.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 maart 2010 blijkt, dat verdachte eenmaal eerder - in 1991- ter zake van het plegen van hetzelfde soort strafbare feiten is veroordeeld. Bij de strafbepaling zal het hof daar vanwege tijdsverloop geen rekening mee houden.
Verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij is afgekeurd om te werken en leeft van een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde, deels voorwaardelijke, geldboete, die ook door de politierechter is opgelegd, op zichzelf passend en geboden. Gelet op de beperkte financi?le draagkracht van verdachte zal het hof echter een groter deel voorwaardelijk opleggen dan is gevorderd door de advocaat-generaal. Oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf dient ook ter voorkoming van herhaling.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dienen te dragen van het geding en zal aldus beslissen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van zevenhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat van de geldboete een gedeelte van vijfhonderd euro, subsidiair tien dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.