ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1317

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001240-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer als verweer tegen beschuldiging van mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1983, was eerder veroordeeld voor mishandeling van de benadeelde partij. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte vrij zou spreken van de ten laste gelegde feiten en de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou verklaren in haar vordering. Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte handelde uit noodweer. De verdachte was aangevallen door de benadeelde partij, die hem met stokken aanviel en zijn bril van zijn hoofd trok. De verdachte heeft de benadeelde partij van zich afgeduwd om zichzelf te verdedigen, wat leidde tot de verwondingen van de benadeelde. Het hof oordeelde dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waardoor de verdediging van de verdachte gerechtvaardigd was. Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met veroordeling in de kosten van het geding, die op nihil zijn vastgesteld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001240-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-606341-08
Arrest van 1 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 1 mei 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte vrij zal spreken van het hem ten laste gelegde en dientengevolge de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof komt tot een andere beslissing dan de eerste rechter.
Daarom zal het vonnis worden vernietigd en opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde], (tegen de grond )heeft geduwd en/of meermalen, althans eenmaal tegen de buik, althans het lichaam heeft geschopt, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 26 augustus 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde], heeft geduwd, waardoor voornoemde [benadeelde] pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte zou aangeefster hebben geduwd ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangeefster.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat verdachte werd aangevallen door aangeefster [benadeelde]. Aangeefster sloeg op verdachte in met (bamboe)stokken waaraan visnetjes bevestigd zaten. Eén van de stokken is daarbij gebroken. Aangeefster heeft vervolgens de bril van verdachte van zijn hoofd gepakt. Verdachte kon toen, gelet op de sterkte van de glazen (rechts en links +7.5, zie proces-verbaal dossierpagina 46), weinig meer zien. Verdachte heeft daarop, teneinde zich te verdedigen en die situatie te laten stoppen, aangeefster van zich weggeduwd waardoor aangeefster kwam te vallen en haar knie bezeerde.
Het hof acht aannemelijk dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, waartegen verdediging noodzakelijk was. Onder de genoemde omstandigheden acht het hof het handelen van verdachte gerechtvaardigd en niet disproportioneel.
Het vorenstaande brengt mede dat het gedane beroep op noodweer slaagt. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld ten laste gelegde bewezen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.