Parketnummer: 24-001987-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-640390-09
Arrest van 28 juni 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Groningen van 27 juli 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.C. de Kruijff, advocaat te Delfzijl.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen jeugddetentie.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2009, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aan of nabij de [straat] gelegen pand (jongerencentrum [naam]) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid alcoholische drank (flesjes Flugel, blikjes cola-berenburg en/of blikjes pasoa-jus) en/of een (grote) hoeveelheid chocoladerepen (Snickers en/of Kitkat) en/of een playstation2, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de stichting[naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het wegte nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;"
Verweer raadsman:
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting - zakelijk weergegeven - een beroep gedaan op de jurisprudentie van het EHRM van 27 november 2008 in de zaak Salduz tegen Turkije, welke door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 30 juni 2009 in grote lijnen analoog is "vertaald" naar de Nederlandse rechtspraak.
In de onderhavige zaak is, aldus de raadsman, de minderjarige verdachte - in strijd met de hiervoor genoemde jurisprudentie - niet gewezen op zijn recht op rechtsbijstand tijdens de politieverhoren. Evenmin is aan verdachte de mogelijkheid geboden om, voorafgaand aan die verhoren, een raadsman te consulteren. Verdachte heeft hierdoor geen overleg kunnen plegen met een raadsman over de aan te nemen proceshouding. Nadat verdachte zowel bij de politie als bij de reclassering een bekennende verklaring had afgelegd was het voor verdachte feitelijk, gezien zijn persoonlijkheid en jeugdigheid, niet meer mogelijk een andere proceshouding aan te nemen. De raadsman heeft betoogd dat er sprake is van een zodanig ernstig vormverzuim in het voorbereidend onderzoek dat dit dient te leiden tot strafvermindering.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof verstaat onder een jeugdige verdachte een minderjarige verdachte. Als uitgangspunt wordt het moment van verhoor van verdachte genomen. Een inmiddels meerderjarige verdachte die wordt gehoord over de feiten die zijn gepleegd ten tijde van de minderjarigheid, heeft geen recht op bijstand tijdens het verhoor. De reden hiervoor is dat een meerderjarige verdachte zich niet zo snel onder druk gezet zal voelen als een minderjarige. Dit kan anders zijn indien bij de inmiddels meerderjarige verdachte sprake is van zwakbegaafdheid of van een cognitieve stoornis. Nu verdachte ten tijde van het verhoor meerderjarig was, verdachte niet zwakbegaafd is en er geen sprake is van een cognitieve stoornis, had verdachte geen recht op bijstand tijdens het verhoor.
Ten aanzien van het recht op raadpleging van een advocaat overweegt het hof als volgt. De Hoge Raad heeft bepaald dat een aangehouden verdachte vóór de aanvang van het eerste verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Behoudens in het geval dat hij uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen als door het EHRM bedoeld, zal hem binnen de grenzen van het redelijke de gelegenheid moeten worden geboden dat recht te verwezenlijken. Indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof is daarom van oordeel dat de verklaring van verdachte die is afgelegd vóórdat hij in de gelegenheid is gesteld een raadsman te consulteren dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Naar de mening van de raadsman heeft het hiervoor geconstateerde verzuim grote gevolgen voor de rest van de procedure. Het heeft er namelijk voor gezorgd dat verdachte zijn proceshouding in dit geding niet in overleg met een raadsman heeft kunnen bepalen. Verdachte voelde zich, na eenmaal bij de politie en de reclassering een bekennende verklaring te hebben afgelegd, gedwongen deze proceshouding te handhaven. Het verzuim werkt, aldus de raadsman, door gedurende de gehele procedure.
Het hof oordeelt als volgt.
Duidelijk is dat verdachte ten tijde van ?lle verhoren - door de politie, kinderrechter en het hof - meerderjarig was. Ook heeft verdachte voorafgaande aan de zitting van de kinderrechter een raadsman geconsulteerd en heeft deze raadsman verdachte ter zitting van zowel de kinderrechter als het hof bijstand verleend. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte, hoewel het een jongvolwassene is, zich niet staande zou kunnen houden en het voor hem, zoals de raadsman heeft betoogd, onmogelijk was een andere processtrategie te kiezen.
Het hof is daarom van oordeel dat er niet gesproken kan worden van doorwerking van het eerder vastgestelde verzuim. Het was aan verdachte om samen met zijn raadsman zijn proceshouding te bepalen. Nu verdachte er - al dan niet in samenspraak met de raadsman - voor gekozen heeft dezelfde proceshouding aan te nemen en het feit zowel bij de kinderrechter als het hof te bekennen, ziet het hof geen reden om zoals door de raadsman bepleit strafvermindering toe te passen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 10 januari 2009, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de [straat] gelegen pand, jongerencentrum [naam], heeft weggenomen een hoeveelheid alcoholische drank, (flesjes Flugel, blikjes cola-Beerenburg en blikjes pasoa-jus) en een hoeveelheid chocoladerepen, (Snickers en Kitkat) en een Playstation2, toebehorende aan de stichting [naam], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging. Verdachte heeft samen met twee vrienden ingebroken bij de soos waar verdachte als stagiair werkzaam was. Doordat verdachte werkzaam was bij deze soos wist verdachte dat daar alcoholische dranken lagen opgeslagen. Het hof neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat deze kennis aanleiding is geweest om daar in te breken. Verdachte heeft hiermee niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de soos, maar hij heeft ook het vertrouwen dat in hem als stagiair gesteld moest kunnen worden ernstig beschaamd.
Het hof heeft kennisgenomen van een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 maart 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat de straffen voor verdachte en zijn mededaders in verhouding
tot elkaar dienen te staan. Daarin ziet het hof reden om af te wijken van de straf zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof zal een hogere straf opleggen dan door de raadsman bepleit, nu de ernst van het feit hierom vraagt.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 310 en 311, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast;
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.