Parketnummer: 24-003258-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-880089-08
Arrest van 6 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 18 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. drs. M.R. van der Pol, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde het volgen van een training cognitieve vaardigheden, en een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair te vervangen door 90 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2008 te [plaats 1], in de gemeente [plaats], opzettelijk (een) (groot aantal, ongeveer 85) bankbiljet(ten) van 50 euro, dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die ontving, bekend was, met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen en/of in voorraad heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2008 te [plaats 2], (althans) in de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, opzettelijk een als echt en onvervalst bankbiljet heeft uitgegeven een bankbiljet van 50 euro (in het winkelbedrijf [bedrijf]), dat verdachte zelf heeft nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat bankbiljet ontving, bekend was;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 19 februari 2008 te [plaats 2], (althans) in de gemeente [plaats], opzettelijk een vals of vervalst bankbiljet van 50 euro heeft uitgegeven (in de [bedrijf]-winkel aldaar).
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 27 februari 2008 te [plaats 1], in de gemeente [plaats], opzettelijk 85 bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij die ontving, bekend was, met het oogmerk om die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
2.
hij op 19 februari 2008 te [plaats 2], in de gemeente [plaats], opzettelijk als een echt en onvervalst bankbiljet heeft uitgegeven een bankbiljet van 50 euro (in het winkelbedrijf [bedrijf]), waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat bankbiljet ontving, bekend was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Feit 1: bankbiljetten, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben;
Feit 2 primair: opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven van bankbiljetten, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving, bekend was.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een hoeveelheid valse bankbiljetten van iemand gekocht en vervolgens ??n van de biljetten in omloop gebracht door ermee te betalen bij een winkel. Verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan de aantasting van het vertrouwen in chartaal geld.
Het hof houdt bij de straftoemeting rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justiti?le documentatieregister d.d. 6 mei 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer een vermogensdelict.
Daarnaast houdt het hof rekening met een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 15 juni 2010, waarin de rapporteur aangeeft meer vertrouwen te hebben in een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde het volgen van een training cognitieve vaardigheden om recidive van verdachte in de toekomst te voorkomen, dan in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de rechtbank is opgelegd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bereid is een dergelijke training te volgen. Verdachte is erg geschrokken van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die hem in eerste aanleg is opgelegd en heeft aangegeven open te staan voor hulp van de reclassering bij het in goede banen leiden van zijn leven.
Gelet op het bovenstaande zal het hof de reclassering in haar strafadvies volgen en verdachte - conform de vordering van de advocaat-generaal - een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, hetgeen mede zal inhouden dat verdachte een training cognitieve vaardigheden zal volgen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 63 en 209 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zo spoedig mogelijk na de uitspraak zal melden bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden;
zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, hetgeen mede zal inhouden dat verdachte een training cognitieve vaardigheden zal volgen;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. A. Dijkstra en mr. S. Zwerwer, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier.