Parketnummer: 24-003152-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-880442-09
Arrest van 25 juni 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 4 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
ingeschreven te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 25 september 2009 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een aldaar aan de [straat] gevestigde supermarkt genaamd [bedrijf], tubes tandpasta, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en/of de [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], althans een mes in de directe nabijheid heeft gehouden van die [slachtoffer 1] en/of de [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of hierbij de woorden heeft geuit: "Ik ga jullie steken en/of ik ben ziek", zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 25 september 2009 te [plaats], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
3.
hij op of omstreeks 25 september 2009 te [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hero?ne (diacetylmorfine), zijnde heroine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 september 2009 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een aldaar aan de [straat] gevestigde supermarkt genaamd [bedrijf], tubes tandpasta, toebehorende aan [bedrijf], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte met een scherp of puntig voorwerp, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2], althans een scherp of puntig voorwerp in de directe nabijheid heeft gehouden van die [slachtoffer 1] en de [slachtoffer 3] en hierbij de woorden heeft geuit: "Ik ga jullie steken", zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 25 september 2009 te [plaats], als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
3.
hij op 25 september 2009 te [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,7 gram, van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
De raadsman van verdachte heeft ter zitting van het hof betoogd - zakelijk weergegeven - dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte bevindt zich in een situatie van overmacht, nu hij - buiten zijn schuld - Nederland niet kan verlaten. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de zaak, opdat nader kan worden onderzocht welke pogingen verdachte vóór 26 september 2009 heeft ondernomen om Nederland te (kunnen) verlaten.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Vooropgesteld wordt dat de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, Nederland uit eigen beweging binnen vier weken dient te verlaten. Dit is verwoord in artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000. Uit de Memorie van Toelichting op deze wet blijkt nadrukkelijk van de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling op dit punt. Dit uitgangspunt geldt ook voor verdachte, die niet alleen geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland, maar bovendien door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie bij beschikking van 6 januari 2005 ongewenst is verklaard.
Een ongewenst verklaarde vreemdeling kan alleen dan geen verwijt worden gemaakt van zijn illegale verblijf in Nederland als aannemelijk is geworden dat hij buiten zijn schuld geen gehoor kan geven aan de verplichting om te vertrekken. Dat is bij verdachte niet het geval. In de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde stukken staat dat verdachte op 21 september 2007 is gepresenteerd aan Rusland, met als resultaat 'onvoldoende aanknopingspunten', en op 18 oktober 2007 aan Armenië, met op 31 januari 2008 een negatief resultaat. Voorts is verdachte op 26 oktober 2009 aan de Taskforce Azerbeidzjan gepresenteerd met een negatief resultaat.
Het hof is van oordeel dat uit bovenstaande niet kan worden afgeleid dat verdachte vóór 26 september 2009 voldoende inspanningen heeft verricht om Nederland te verlaten. Het hof verwerpt het beroep op overmacht.
Het hof wijst het subsidiaire verzoek om aanhouding van de zaak af, omdat gesteld noch gebleken is dat de informatie waarover het hof beschikt onvolledig zou zijn.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 25 september 2009 in de supermarkt [bedrijf] schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal die gevolgd werd door bedreiging met geweld. Toen verdachte door het winkelpersoneel werd betrapt op het stelen van tubes tandpasta, bedreigde hij de medewerkers van die supermarkt niet alleen verbaal maar ook met een scherp/puntig voorwerp dat hij in zijn hand hield. Verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de supermarkt [bedrijf] en tevens bij de werknemers van die supermarkt overlast en angst teweeggebracht.
Daarnaast bleek na zijn aanhouding dat verdachte ongeveer 1,7 gram heroïne aanwezig had.
Voorts heeft verdachte zich op 25 september 2009 schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, door op die datum in Nederland te verblijven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenste vreemdeling was verklaard en het hem derhalve niet was toegestaan hier te lande te verblijven.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 19 maart 2010, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld wegens het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande en met name gelet op de ernst van het eerste feit is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de politierechter is opgelegd en de advocaat-generaal is gevorderd, passend en noodzakelijk is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 43a, 57, 63, 197, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 van de Opiumwet , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.