ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0269

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
'24-003177-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Heins
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot verkeersongeval en rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1982, was betrokken bij een verkeersongeval op 17 februari 2009, waarbij hij als bestuurder van een bromfiets een fietser, [slachtoffer], aanreed en vervolgens de plaats van het ongeval verliet zonder zijn identiteit bekend te maken. Daarnaast reed hij zonder geldig rijbewijs. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen voor deze feiten, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een werkstraf en voorwaardelijke hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en bewezen dat hij de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht door zijn gedrag. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, maar had in de tussentijd positieve veranderingen in zijn leven aangebracht, zoals het aflossen van schulden en het stoppen met drugsgebruik.

Gelet op deze positieve ontwikkeling heeft het hof besloten om af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in plaats daarvan een werkstraf van dertig uren op te leggen, met een voorwaardelijke hechtenis van twee weken. Het hof heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van verkeersdeelnemers.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003177-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-033786-09 en 17-521438-07 (tul)
Arrest van 25 juni 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 8 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [plaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf en een overtreding veroordeeld tot straffen en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde misdrijf zal veroordelen tot een werkstraf van 15 uren en ter zake van de onder 2 ten laste gelegde overtreding zal veroordelen tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen, met dien verstande dat de opgelegde hechtenis voor de duur van één week zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 14 uren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat 1] en/of de [straat 2], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) heeft gereden op de weg, de [straat 1] en/of de [straat 2], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 februari 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat 1], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander, te weten [slachtoffer], schade was toegebracht;
2.
hij op 17 februari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) heeft gereden op de weg, de [straat 1], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op het misdrijf:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
en de overtreding:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 17 februari 2009 betrokken geweest bij een verkeersongeval. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 door als bestuurder van een bromfiets een fietser, te weten aangever [slachtoffer], aan te rijden, waarna hij - zonder zijn identiteit bekend te maken - is doorgereden. Daarnaast was verdachte niet in het bezit van een geldig rijbewijs. Door aldus te handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel Justiti?le Documentatie d.d. 19 maart 2010 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten, onder meer tot werkstraffen en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Het hof is gelet op de recidive en met name op de ernst van het onder 1 ten laste gelegde feit van oordeel dat verdachte in beginsel vrijheidsbenemende sancties dienen te worden opgelegd, zoals ook in eerste aanleg door de politierechter is geoordeeld.
Verdachte heeft evenwel ter terechtzitting van het hof verklaard dat zijn leven sinds het plegen van de feiten een positieve wending heeft genomen. Hij woont samen met zijn vriendin en dochter in een huurwoning, gebruikt geen drugs, ontvangt hulp van maatschappelijk werk en is in samenwerking met de Gemeentelijke Krediet Bank begonnen met het aflossen van zijn schulden.
Gelet op deze positieve ontwikkeling in het leven van verdachte en om verdachte nog eenmaal de kans te geven om de door hem ingeslagen weg voort te kunnen zetten, ziet het hof af van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en/of hechtenis. Het hof zal - evenals door de advocaat-generaal is gevorderd - een werkstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke hechtenis opleggen.
Tenuitvoerlegging (17-521438-07)
Bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Leeuwarden van 14 augustus 2008 is veroordeelde veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 16 oktober 2008. De proeftijd is op 16 oktober 2008 ingegaan.
De officier van justitie heeft op 5 oktober 2009 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde hechtenis, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de onderhavige ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf, met dien verstande dat het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven een taakstraf van na te melden duur zal gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde misdrijf tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
veroordeelt verdachte ter zake van de onder 2 ten laste gelegde overtreding tot
hechtenis voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de hechtenis niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Leeuwarden van 14 augustus 2008) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van veertien uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.