ECLI:NL:GHLEE:2010:BM9816

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002354-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs in openlijk geweldzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk geweld, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. De verdachte was beschuldigd van het plegen van geweld tegen een slachtoffer op 24 december 2006, waarbij hij samen met anderen zou hebben geslagen en geschopt. Tijdens de zittingen in hoger beroep zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder [getuige 1] en [getuige 2]. Beide getuigen hebben hun verklaringen afgelegd, maar de verklaringen waren niet consistent en boden onvoldoende steun voor de beschuldigingen tegen de verdachte. Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de getuigen niet overtuigend genoeg waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de gewraakte handelingen aan te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter in de rechtbank Assen zijn oordeel had gebaseerd op deze verklaringen, maar dat er gemotiveerd tegenovergestelde verklaringen waren afgelegd die de betrokkenheid van de verdachte in twijfel trokken. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende en overtuigend bewijs in strafzaken, en dat het enkele feit dat er verklaringen zijn afgelegd niet voldoende is om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002354-07
Parketnummer eerste aanleg: 19-605077-07
Arrest van 17 juni 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 14 september 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
ter terechtzittingen van 17 april 2008 en 12 januari 2010 wel, maar ter terechtzitting van 3 juni 2010 niet verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van een benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 april 2008, 12 januari en 3 juni 2010 in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 24 december 2006 te [plaats] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het lichaam en/of het slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het hoofd van die [slachtoffer], waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel ((een) (schaaf)wond(en) en/of (een) kneuzing(en) en/of een hersenschudding) voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 24 december 2006 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt, waardoor voornoemde die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het bewijs
De politierechter in de rechtbank Assen heeft verdachte veroordeeld ter zake van openlijk geweld. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg heeft de politierechter zijn oordeel gebaseerd op de verklaringen van aangever, de verklaring van getuige [getuige 1] en een tweetal fotoconfrontaties.
De verdachte is vanaf het eerste verhoor op 2 januari 2007 - nadat hij zich die dag vrijwillig had gemeld - consequent geweest in zijn standpunt dat hij aanwezig is geweest ter plaatse van het incident maar aan de gewraakte handeling niet heeft deelgenomen.
[getuige 1] is ter terechtzitting van het hof van 12 januari 2010 als getuige gehoord en is gemotiveerd teruggekomen op de verklaring die zij op 28 december 2006 bij de politie heeft afgelegd.
Ter terechtzitting van het hof is ook [getuige 2] als getuige gehoord. Ook hij heeft niet belastend voor verdachte verklaard maar de verklaring van getuige [getuige 1] ondersteund, in het bijzonder in de reden waarom zij heeft verklaard zoals in het proces-verbaal van het verhoor op 28 december 2006 staat vermeld.
Tenslotte is ook verbalisant [verbalisant] ter terechtzitting gehoord met betrekking tot diens verklaring in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2006 dat de getuige [getuige 2] de verdachte had aangewezen als degene die zowel hem als aangever [slachtoffer] had geslagen.
Op verzoek van de advocaat-generaal zijn naar aanleiding van de ter terechtzitting van het hof afgelegde verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] processen-verbaal van meineed opgemaakt en zijn deze getuigen aangehouden. Beide getuigen zijn tijdens de verhoren bij de politie bij hun verklaring - zoals afgelegd ter terechtzitting van het hof - gebleven.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband beschouwd, heeft hof uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het aan hem primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het enkele gegeven dat er verklaringen zijn afgelegd die kunnen duiden op de betrokkenheid van verdachte bij de gewraakte handelingen is onvoldoende om het bewijs daarvan aan te nemen nu er immers gemotiveerd tegenovergesteld is verklaard en niet a priori kan worden aangenomen dat laatstgenoemde verklaringen onjuist zijn.
Ook de verklaring van getuige [verbalisant] kan daartoe niet dienen nu deze heeft gezegd niet dadelijk te hebben geweten wie hem genoemde mededeling over de betrokkenheid van verdachte heeft gedaan maar zich dat pas naderhand te hebben gerealiseerd. Dit schept naar het oordeel van het hof de mogelijkheid dat de getuige zich in de persoon heeft vergist.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Anjewierden voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.