ECLI:NL:GHLEE:2010:BM7981

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000354-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gevangenneming en onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte

Op 15 juni 2010 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de gevangenneming van een verdachte. De advocaat-generaal had op 14 juni 2010 gevorderd dat de verdachte, die nog niet in vrijheid was gesteld, zou worden gevangen genomen op basis van artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft echter geoordeeld dat de advocaat-generaal niet-ontvankelijk was in deze vordering, omdat de gevangenneming niet ten spoedigste was gevorderd. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de voorlopige hechtenis van de verdachte niet was gebaseerd op een bevel tot voorlopige hechtenis, wat leidde tot de beslissing van het hof om de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte te bevelen.

Het hof heeft vastgesteld dat de vordering tot gevangenneming niet voldeed aan de wettelijke eisen, zoals gesteld in artikel 66a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat-generaal had erkend dat er procedurele fouten waren gemaakt, wat het hof ertoe bracht te concluderen dat de gevangenneming niet tijdig was gevorderd. Hierdoor had de verdachte geen belang meer bij de beoordeling van zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, en werd hij niet-ontvankelijk verklaard in dat verzoek.

De uitspraak van het hof houdt in dat de advocaat-generaal niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering tot gevangenneming, dat de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte wordt bevolen, en dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. S. Urcun, die instemde met een behandeling in raadkamer buiten de aanwezigheid van de verdachte.

Uitspraak

Raadkamernummer: 0354-10
Parketnummer eerste aanleg: 18-630587-07
Parketnummer hoger beroep: 24-001436-10
15 juni 2010
GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Voorlopige hechtenis
Het hof heeft gezien de vordering d.d. 14 juni 2010 van de advocaat-generaal ex artikel 66a,
eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, strekkende tot de gevangenneming van de nog niet in vrijheid gestelde:
[verzoeker],
geboren op [1977] te[geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in de P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
Blijkens verzoekschrift van 7 mei 2010 is door verdachte bovendien verzocht de voorlopig hechtenis op te heffen.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van verdachte mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam.
Desgevraagd deelt de raadsman van verdachte mede dat de verdachte instemt met een behandeling in raadkamer buiten zijn aanwezigheid.
Overwegingen
Vordering tot gevangenneming
Artikel 66a, eerste lid, aanhef van het Wetboek van Strafvordering - voor zover hier van belang -bepaalt dat de gevangenneming van de nog niet in vrijheid gestelde verdachte ten spoedigste wordt gevorderd.
Het hof stelt vast dat het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte - met inachtneming van het bepaalde in artikel 75, achtste lid, Wetboek van Strafvordering - van kracht was tot 21 mei 2010. Op 14 juni 2010 heeft de advocaat-generaal de gevangenneming van verdachte gevorderd. Gelet op het tijdsverloop en in aanmerking genomen dat de advocaat-generaal bij de behandeling in raadkamer heeft erkend dat er procedurele fouten zijn gemaakt, is het hof van oordeel dat de gevangenneming van verdachte niet ten spoedigste is gevorderd. Derhalve voldoet de vordering niet aan de eisen die daaraan zijn gesteld in artikel 66a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het vorenstaande brengt mee dat het hof de advocaat-generaal niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering tot gevangenneming. Nu de voorlopige hechtenis van verdachte niet is gebaseerd op een bevel tot voorlopige hechtenis, zal het hof de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevelen.
Verzoek van verdachte tot opheffing van de voorlopige hechtenis
Gegeven deze beslissing heeft verdachte geen belang meer bij de beoordeling van zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof zal om die reden verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
Beslissing
Het gerechtshof,
beschikkende:
verklaart de advocaat-generaal niet-ontvankelijk in zijn vordering tot gevangenneming ex artikel 66a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;
beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte;
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen op 15 juni 2010 door mr. W.M. van Schuijlenburg als voorzitter, mrs. J.J. Beswerda en D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kuiper als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
Leeuwarden,
de advocaat-generaal,