Parketnummer: 24-003173-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670311-09
Arrest van 4 juni 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 3 december 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in P.I. Ter Apel, gevangenis te Ter Apel,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 primair (in de variant poging tot doodslag) en 2 A en B ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 8 augustus 2009 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] een of meermalen met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in diens hoofd en/of nek heeft gestoken, althans geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 augustus 2009 te [plaats] aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een of meer steekverwondingen (aan/in hoofd, nek, keel en/of slokdarm) en/of gehoorbeschadiging (aan linkeroor)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk een of meermalen met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in diens hoofd en/of nek te steken, althans te raken;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 augustus 2009 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] een of meermalen met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in diens hoofd en/of nek heeft gestoken, althans geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
A)
hij, op of omstreeks 8 augustus 2009, te [plaats], op de openbare weg, te weten de [straat], althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (zwarte) portemonnee (met inhoud), een mobiele telefoon (merk LG) en/of een bankbiljet (van 5 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer] met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in diens hoofd en/of nek heeft gestoken en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woorden: "jij hebt mij belazerd dus geef nu maar wat je hebt" en/of "give me your money", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie heeft geschapen;
B)
hij, op of omstreeks 8 augustus 2009, te [plaats], op de openbare weg, te weten de [straat], althans op een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een (zwarte) portemonnee, een mobiele telefoon (merk LG) en/of een bankbiljet (van 5 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer] met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in diens hoofd en/of nek heeft gestoken en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woorden: " jij hebt mij belazerd dus geef nu maar wat je hebt" en/of "give me your money", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie heeft geschapen.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de navolgende gang van zaken vast.
Op 8 augustus 2009 koopt verdachte van aangever een hoeveelheid drugs. Verdachte betaalt aangever door hem zijn mobiele telefoon te geven. Verdachte komt er vervolgens achter dat de gekochte drugs geen cocaïne is maar nepcocaïne. Verdachte gaat vervolgens verhaal halen bij aangever teneinde een oplossing te vinden. Verdachte vraagt aangever een oplossing aan te reiken voor het ontstane geschil. Op dat moment is aangever samen met een andere persoon. Aangever reageert niet op de vraag van verdachte. Verdachte loopt weg en gaat vervolgens nogmaals op zoek naar aangever om verhaal te halen. Verdachte spreekt aangever opnieuw aan en vraagt hem met een oplossing te komen. Aangever reageert nauwelijks op de vraag van verdachte. Op dat moment steekt verdachte aangever tot twee maal toe, met een schroevendraaier die hij bij zich droeg, in zijn nek.
Zowel de advocaat-generaal als de raadsman hebben aangevoerd respectievelijk bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van poging moord vanwege het ontbreken van voorbedachte rade. In tegenstelling tot de advocaat-generaal, is de raadsman daarnaast van mening dat verdachte tevens vrijgesproken dient te worden van poging doodslag vanwege het ontbreken van opzet bij verdachte op de dood van aangever.
Het hof is van oordeel dat uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is af te leiden dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Nu dat bewijs ontbreekt kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord.
Het hof is van oordeel dat verdachte, die onder invloed van (andere) drugs en alcoholhoudende drank verkeerde, door aangever tot twee keer toe ongecontroleerd met een steekvoorwerp in de nek te steken willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever dodelijk zou verwonden. Het hof acht deze kans aanmerkelijk nu verdachte door het steken in de nek vitale lichaamsdelen van aangever had kunnen raken en het een feit van algemene bekendheid is dat in een dergelijk geval het intreden van de dood als aanmerkelijk is aan te merken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 augustus te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die
[slachtoffer] meermalen met een schroevendraaier in diens nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
A)
hij op 8 augustus 2009, te [plaats], op de openbare weg, te weten de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankbiljet van 5 euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer] met een schroevendraaier in diens nek heeft gestoken en
- daarbij die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woorden: " jij hebt mij belazerd dus geef nu maar wat je hebt" en "give me your money";
B)
hij op 8 augustus 2009, te [plaats] op de openbare weg, te weten de [straat], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een zwarte portemonnee en een mobiele telefoon (merk LG) toebehorende aan die [slachtoffer], welk geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer] met een schroevendraaier in diens nek heeft gestoken en
- daarbij die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woorden: " jij hebt mij belazerd dus geef nu maar wat je hebt" en "give me your money".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 A en B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 2
A)
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
B)
afpersing, terwijl het feit is gepleegd op de openbare weg.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 augustus 2009 schuldig gemaakt aan een poging doodslag door aangever tot tweemaal toe met een schroevendraaier in zijn nek te steken. Hierbij heeft aangever letsel aan zijn hals en nabij zijn linkeroor opgelopen en is het rotsbeen gebroken. Verdachte heeft door aldus te handelen een ernstige inbreuk gepleegd op de lichamelijke integriteit van aangever. Poging tot doodslag is een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Voorts heeft verdachte - nadat hij aangever gestoken had - zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing door een bankbiljet van aangever weg te nemen en aangever te dwingen tot afgifte van een mobiele telefoon en een zwarte portemonnee. Verdachte heeft door de diefstal met geweld en afpersing een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van aangever en heeft door het gebruik van geweld daarnaast een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het verdachte betreffend uittreksel uit de justiti?le documentatie, d.d. 2 maart 2010. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze door hem en door zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht.
Het hof heeft tevens gelet op het psychologisch onderzoeksrapport Pro Justitia, d.d. 2 oktober 2009 opgesteld door J.C.J. Fischer, GZ-psycholoog, alsmede het reclasseringsadvies d.d. 10 november 2009, opgesteld door J. Dragtsma.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van misbruik van alcohol, coca?ne en hero?ne. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was verdachte onder invloed van deze middelen. De combinatie van zijn verbolgenheid nepdrugs te hebben gekocht van aangever, middelengebruik in combinatie met slaaptekort en anti-sociaal gedrag hebben verdachtes gedragskeuzes sterk be?nvloed. Verdachte was zich echter bewust van zijn handelen en op gedragskundige gronden is verdachte volledig toerekeningsvatbaar. Indien de verdachte zich niet laat behandelen schat Fischer de herhalingskans op fors middelengebruik groot.
Zowel Fischer als Dragtsma achten een klinische behandeling in het kader van de verslavingsproblematiek van verdachte aangewezen. Uit beide rapportages komt echter naar voren dat het de vraag is of verdachte intrinsiek gemotiveerd is om zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek.
Fischer adviseert dan ook dat verdachte een klinische behandeling zal moeten ondergaan, maar dat hij allereerst een motivatietraject bij het IMC in Eelde of via de motivatie afdeling van het VNN te Groningen zal moeten volgen.
De reclassering adviseert de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf waarin eventueel in het kader van de vervroegde invrijheidsstelling een reclasseringscontact ingesteld kan worden of bij een strafrestant van vier maanden deelname aan het traject Terugdringen Recidive. De reclassering is van mening dat een verblijf binnen het IMC verdachte niet van zijn standpunt omtrent een klinische vervolgbehandeling af zal kunnen brengen.
Uit de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van hof, blijkt dat verdachte niet gemotiveerd is om een behandeling te ondergaan in het kader van zijn verslavingsproblematiek. Verdachte heeft aangegeven op dit moment in detentie geen drank en drugs te gebruiken.
Ten aanzien van de op te leggen straf dient bij ernstige strafbare feiten als de onderhavige als uitgangspunt te gelden dat de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is.
Het hof is, gelet op het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden geboden is. In de aanleiding voor de steekpartij en de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van verdachte ten tijde van het plegen van de delicten, ziet het hof geen aanleiding om - ten gunste van verdachte - af te wijken van genoemde gevangenisstraf.
Om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten, is het van belang de verslavingsproblematiek van verdachte aan te pakken. Het hof zal daarom een deel van de gevangenisstraf - te weten tien maanden - in voorwaardelijke vorm opleggen, met een proeftijd van twee jaar. Het hof acht bovendien in het licht van verdachtes verslavingsproblematiek en op grond van het feit dat verdachte ter terechtzitting van het hof niet de indruk heeft gewekt dat hij intrinsiek gemotiveerd is om aan behandeling deel te nemen, de oplegging van een verplicht reclasseringstoezicht in het kader van een bijzondere voorwaarde bij het op te leggen voorwaardelijk strafdeel aangewezen. Dit toezicht zal tevens met zich kunnen brengen dat verdachte een ambulante behandeling zal moeten ondergaan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 287, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 A en B ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 A en B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van tien maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van VNN en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook als die zullen inhouden dat veroordeelde een ambulante behandeling moet ondergaan;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J. Slijper-Kuijper, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier. Mr. Slijper-Kuijper is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.