Parketnummer: 24-000638-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-994512-08
Arrest van 4 juni 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Assen van 3 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens overtredingen veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het hem onder 1 en onder 2 ten laste gelegde telkens zal veroordelen tot een geldboete van € 1.000, telkens te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juli 2007, in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in Nederland, heeft gehandeld in strijd met artikel 6 lid 3 van EG-verordening nr. 1/2005, immers heeft verdachte toen aldaar dieren, te weten
- een (mest) big (slachtblik [nummer]), en/of
- een (mest) varken (slachtblik [nummer]), en/of
- een zeug (slachtblik [nummer]), en/of
- een (mest) varken (slachtblik [nummer]),
als vervoerder zijnde niet vervoerd in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I van Verordening (EG) nr. 1/2005, aangezien in strijd met artikel 1 van hoofdstuk I van voornoemde Bijlage voornoemde dieren vervoerd werden, terwijl de/het varken(s) en/of de big niet geschikt waren voor het voorgenomen transport, en/of terwijl de zeug in de week voor 16 juli 2007 had geworpen en/of de draagtijd van deze drachtige zeug reeds voor 90% of meer gevorderd was en/of deze zeug niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen, waardoor deze zeug niet geschikt was voor het voorgenomen transport, en/of
heeft verdachte gehandeld in strijd met artikel 3 aanhef en onder c van EG-verordening nr. 1/2005, aangezien toen aldaar het vervoermiddel, te weten een veewagen, niet zodanig ontworpen en/of geconstrueerd was, dat de vier genoemde dieren letsel en/of lijden bespaard bleef en/of de veiligheid van voornoemde dieren gegarandeerd was, en/of
heeft verdachte gehandeld in strijd met artikel 3 aanhef en onder f van EG-verordening nr. 1/2005, aangezien het transport toen aldaar niet zonder oponthoud werd uitgevoerd tot de plaats van bestemming, te weten slachthuis [bedrijf] te [plaats], en/of de omstandigheden voor het welzijn van de vier genoemde dieren niet regelmatig werd gecontroleerd en naar behoren in stand werd gehouden;
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2007, in de gemeente [gemeente 2] en/of (elders) in Nederland, heeft gehandeld in strijd met artikel 6 lid 3 van EG-verordening nr. 1/2005, immers heeft verdachte toen aldaar dieren, te weten 2 varkens (een varken met identificatienummer: [nummer] en/of een varken: vrouwelijk en/of 3 of 4 maanden oud en/of afkomstig van [bedrijf]) als vervoerder zijnde niet vervoerd in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I van Verordening (EG) nr. 1/2005, aangezien in strijd met artikel 1 van hoofdstuk I van voornoemde Bijlage voornoemde varkens vervoerd werden, terwijl deze varkens niet geschikt waren voor het voorgenomen transport.
Vrijspraak
Verdachte wordt onder 2 - kort gezegd - verweten dat hij twee varkens niet in overstemming met de technische voorschriften als bedoelde in bijlage I, hoofdstuk I van de EG-verordening nr. 1/2005 heeft vervoerd, nu de betreffende varkens zijn vervoerd terwijl deze dieren niet geschikt zouden zijn geweest voor het (voorgenomen) transport.
Op 7 juni 2007 heeft verdachte een aantal varkens, waaronder de in de tenlastelegging nader aangeduide varkens, naar het slachthuis vervoerd. Uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verdachte blijkt dat de betreffende varkens die dag niet (helemaal) gezond waren. De dieren zouden evenwel in goede conditie hebben verkeerd en in staat zijn geweest verdachtes wagen zelfstandig in te lopen. De varkens zouden hierbij geen tekenen van pijn hebben vertoond.
De in de tenlastelegging aangehaalde bepaling uit bijlage I, hoofdstuk I van de EG-verordening nr. 1/2005 schrijft voor dat alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd. Het hof leidt uit de overige bepalingen van dit hoofdstuk af dat dit niet betekent dat alléén gezonde dieren mogen worden vervoerd. Ook (licht) gewonde en zieke dieren kunnen in staat worden geacht te worden vervoerd. Het vervoer van de betreffende dieren mag echter geen extra lijden veroorzaken.
Of daarvan sprake is geweest, moet - bij uitstek - blijken uit de in het dossier opgenomen diergeneeskundige verklaringen. Het hof acht het deskundige oordeel van de dierenarts in onderhavige zaak op dit punt echter onvoldoende duidelijk en - met name - te weinig onderbouwd om bewezen te achten dat de betreffende varkens niet geschikt waren voor het voorgenomen transport. Het hof acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de varkens in strijd met artikel 1 van bijlage I, hoofdstuk I van de EG-verordening nr. 1/2005 zijn vervoerd. Verdachte zal om die reden worden vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Onder 1 wordt verdachte een drietal verwijten gemaakt. Verdachte zou bij het vervoeren van een viertal varkens in de eerste plaats niet in overstemming met de technische voorschriften als bedoelde in bijlage I, hoofdstuk I van de EG-verordening nr. 1/2005 hebben gehandeld, nu de betreffende varkens zijn vervoerd terwijl deze dieren niet geschikt zouden zijn geweest voor het (voorgenomen) transport. In de tweede plaats wordt verdachte verweten dat hij vorenbedoelde varkens heeft vervoerd met een veewagen die niet zodanig ontworpen en/of geconstrueerd was, dat de dieren letsel en/of lijden bespaard zou blijven en/of de veiligheid van voornoemde dieren gegarandeerd zou zijn. Tot slot zou verdachte in strijd met de geldende wet- en regelgeving het transport van de vier varkens tot de plaats van bestemming, te weten het slachthuis [bedrijf], niet zonder oponthoud hebben uitgevoerd en/of hij zou de omstandigheden voor het welzijn van de vier genoemde dieren niet regelmatig hebben gecontroleerd en naar behoren in stand hebben gehouden.
Op 16 juli 2007 heeft verdachte opnieuw een aantal varkens naar het slachthuis vervoerd. Blijkens verdachtes verklaring zouden ook deze vier varkens, hoewel zij die dag niet (helemaal) gezond waren, in staat zijn geweest verdachtes wagen zelfstandig in te lopen. De varkens zouden hierbij geen tekenen van pijn hebben vertoond. Nadat de veewagen op de plaats van bestemming was aangekomen, is - onder meer - gebleken dat één van de varkens tijdens het transport drie biggen had verworpen.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen ten aanzien van de geschiktheid van de betreffende dieren voor het voorgenomen transport, overweegt het hof het volgende.
Ten aanzien van de varkens met slachtblikken voorzien van de nummers [nummer], [nummer] en [nummer] acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat deze varkens in strijd met artikel 1 van bijlage I, hoofdstuk I van de EG-verordening nr. 1/2005 zijn vervoerd, nu uit de in het dossier opgenomen diergeneeskundige verklaringen niet (voldoende gemotiveerd) blijkt dat het vervoer van de betreffende varkens extra lijden voor deze dieren heeft veroorzaakt.
Ten aanzien van de zeug met een slachtblik voorzien van nummer [nummer] oordeelt het hof anders. Op grond van het bepaalde in bijlage I, hoofdstuk I van de EG-verordening nr. 1/2005 moet een gewond, zwak of ziek dier in ieder geval niet in staat worden geacht om te worden vervoerd als een dier in de week voor het transport geworpen heeft.
Nu de eigenaar van de zeug ten overstaan van de verbalisanten heeft verklaard dat de betreffende zeug drie dagen voor het vervoer 13 biggen had verworpen, is wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte deze zeug in strijd met artikel 1 van bijlage I, hoofdstuk I van de EG-verordening nr. 1/2005 heeft vervoerd. In zoverre acht het hof het verdachte onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het verwijt betreffende - kort gezegd - de geschiktheid van de veewagen, kan het hof kort zijn. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor een bewezenverklaring hiervan. Ditzelfde geldt ten aanzien van het derde verwijt dat verdachte wordt gemaakt. Niet is gebleken dat het transport niet zonder oponthoud tot de plaats van bestemming, te weten het slachthuis [bedrijf], heeft plaatsgevonden. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 16 juli 2007, in Nederland, heeft gehandeld in strijd met artikel 6 lid 3 van EG-verordening nr. 1/2005, immers heeft verdachte toen aldaar een dier, te weten
- een zeug (slachtblik [nummer]),
als vervoerder zijnde niet vervoerd in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I van Verordening (EG) nr. 1/2005, aangezien in strijd met artikel 1 van hoofdstuk I van voornoemde Bijlage voornoemde dieren vervoerd werden, terwijl de zeug in de week voor 16 juli 2007 had geworpen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
Onder 1: Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 16 juli 2007 een zeug vervoerd die daar vanwege haar lichamelijke conditie niet toe in staat was. Hij heeft hiermee het dier onnodig en extra lijden berokkend.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 24 maart 2010 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Gelet op vorenstaande - beperkte - bewezenverklaring, zal het hof een lagere geldboete aan verdachte opleggen dan in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 9 van de Regeling dierenvervoer 2007, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Meijer-Campfens voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.