ECLI:NL:GHLEE:2010:BM6949

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001689-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarigen en vrijspraak van andere beschuldigingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1950, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf geëist. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en deskundigenrapporten, waarbij de geloofwaardigheid van de verklaringen van de slachtoffers centraal stond. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn stiefdochter heeft misbruikt en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte werd vrijgesproken van andere beschuldigingen, omdat het hof onvoldoende bewijs achtte voor de ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en het hof heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001689-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670484-08
Arrest van 4 juni 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 25 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1950] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. F. Gosselaar, advocaat te Winschoten.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 4 december 2009 en 21 mei 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van hetgeen verdachte onder 2 in het vierde gedeelte is ten laste gelegd, tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis - voor zover aan hoger beroep onderworpen - vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - met inachtneming van de door de rechter in eerste aanleg toegelaten wijziging - ten laste gelegd, dat:
1.
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met 1 november 2008, in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 3], in elk geval in het arrondissement Groningen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of een of meer van zijn, verdachtes, vingers en/of zijn, verdachtes, tong, in de vagina van die [slachtoffer 1] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] (al dan niet) op dwingende en/of gebiedende toon de woorden heeft toegevoegd: "Ga maar op de bank liggen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- boos werd op die [slachtoffer 1], en/of
- door zijn wijze van optreden en/of door zijn houding tegenover die [slachtoffer 1] (telkens) een voor haar (zeer) bedreigende sfeer heeft geschapen en/of
- een zodanige (psychische) druk op die [slachtoffer 1] heeft uitgeoefend dat zij toegaf aan de wensen van verdachte en/of
(aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
EN/OF
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 18 mei 1992 tot en met 17 mei 1996, in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in het arrondissement Groningen, (telkens) met [slachtoffer 1], geboren op [1980], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebben verdachte zijn, verdachtes, penis en/of zijn, verdachtes, tong en/of een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
EN/OF
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met 1 november 2008, in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 3], in elk geval in het arrondissement Groningen, (telkens) met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestesvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis en/of zijn, verdachtes, tong en/of een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht.
2.
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 15 februari 1985 tot en met 30 november 1991, in de gemeente(n) [gemeente 4] en/of [gemeente 5] en/of [gemeente 2] door geweld en/of bedreiging met geweld een vrouw, te weten [slachtoffer 2], heeft gedwongen met hem buiten echt vleselijke gemeenschap te hebben, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden en/of vastgebonden heeft gehouden, en/of een washandje in de mond van die [slachtoffer 2] heeft geduwd, en/of door zijn wijze van optreden en/of door zijn houding tegenover die [slachtoffer 2] (telkens) een voor haar (zeer) bedreigende sfeer heeft geschapen en/of een zodanige (psychische) druk op die [slachtoffer 2] heeft uitgeoefend dat zij toegaf aan de wensen van verdachte en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
EN/OF
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met 17 april 1996, in de gemeente(n) [gemeente 4] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 5], in ieder geval in het arrondissement Groningen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis en/of een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden en/of vastgebonden gehouden, en/of een washandje in de mond van die [slachtoffer 2] heeft geduwd, en/of door zijn wijze van optreden en/of door zijn houding tegenover die [slachtoffer 2] (telkens) een voor haar (zeer) bedreigende sfeer heeft geschapen en/of een zodanige (psychische) druk op die [slachtoffer 2] heeft uitgeoefend dat zij toegaf aan de wensen van verdachte en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
EN/OF
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 15 februari 1985 tot en met 14 februari 1991, in de gemeente [gemeente 4], in elk geval in het arrondissement Groningen, (telkens) vleselijke gemeenschap heeft gehad met een meisje beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer 2], geboren op [1979];
EN/OF
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 15 februari 1991 tot en met 30 november 1991, in de gemeente(n) [gemeente 4] en/of [gemeente 5], in elk geval in het arrondissement Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) buiten echt, vleselijke gemeenschap heeft gehad met een vrouw, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten met [slachtoffer 2], geboren op [1979];
EN/OF
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met 14 februari 1997, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 5] en/of te [gemeente 4] in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in het arrondissement Groningen, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren op [1979]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis en/of een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht.
Vrijspraak
Onder 2 wordt verdachte - kort gezegd - verweten dat hij zijn dochter [slachtoffer 2] heeft verkracht, dan wel dat hij met haar, toen zij de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en (vervolgens) toen zij de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, vleselijke gemeenschap heeft gehad, dan wel dat hij toen met haar ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Verdachte ontkent hetgeen hem is ten laste gelegd.
Nadat aangeefster [slachtoffer 2] op 11 november 2008 wordt geconfronteerd met de aangifte van haar stiefzuster [slachtoffer 1] omtrent het seksueel misbruik door haar stiefvader [verdachte], legt zij een voor verdachte [verdachte] belastende verklaring af. Ook [slachtoffer 2] zou in het verleden door verdachte seksueel zijn misbruikt. Dit zou met name hebben plaatsgevonden tijdens de bezoeken die [slachtoffer 2] aan haar vader bracht in het kader van een omgangsregeling die tot stand zou zijn gekomen na de scheiding van haar ouders. Zij legt op verschillende momenten een heldere en gedetailleerde verklaring af over de seksuele handelingen die tussen haar en haar vader zouden hebben plaatsgevonden. Over de periode waarin en de frequentie waarmee een en ander zou hebben plaatsgevonden, verklaart [slachtoffer 2] echter wisselend.
Het hof concludeert dat met name aangaande de periode waarin het seksueel misbruik zou hebben plaatsgevonden onduidelijkheid bestaat. Het horen van aangeefster ter terechtzitting van het hof heeft deze onduidelijkheid niet kunnen wegnemen. Niet is gelukt om aan de hand van andere - meer objectieve - feiten en omstandigheden in het procesdossier op dit punt houvast te krijgen.
Hierbij speelt een belangrijke rol de verklaring van de moeder van [slachtoffer 2] ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat de omgangsregeling tussen verdachte en zijn dochter in werkelijkheid niet of nauwelijks zou zijn geëffectueerd, zoals ook door verdachte is verklaard.
Het hof stelt voorts vast dat de aangifte van [slachtoffer 2] op geen enkele wijze wordt ondersteund door een andere - niet tot (een verklaring van) [slachtoffer 2] te herleiden - bron. Daarenboven is gebleken dat [slachtoffer 2] niet eerder dan haar verklaring afgelegd tijdens het gesprek op 11 november 2008 op eigen initiatief met zoveel woorden over hetgeen haar zou zijn overkomen, heeft verklaard. Aan het door [slachtoffer 2] in het kader van een therapie opgestelde dagboek, waaruit zou blijken dat ze door haar vader seksueel zou zijn misbruikt, kan in dit verband geen doorslaggevende betekenis toekomen, nu over de totstandkoming en de achtergrond hiervan niets bekend is.
Gelet op al het vorenstaande is het hof van oordeel dat het procesdossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen bevat om tot een bewezenverklaring van hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd te komen. Verdachte zal derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt onder 1 - kort gezegd - verweten dat hij zijn stiefdochter [slachtoffer 1] heeft verkracht, dan wel dat hij met haar, toen zij de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, dan wel dat hij met haar, van wie hij wist dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Verdachte ontkent ook deze ten laste gelegde feiten.
De aanleiding voor het onderzoek naar verdachte in onderhavige zaak vormen de uitlatingen van aangeefster [slachtoffer 1] richting de assistente van haar huisarts over het feit dat zij gemeenschap heeft gehad met haar stiefvader. In een hierop volgend informatief gesprek met de politie verklaart [slachtoffer 1] dat haar stiefvader [verdachte] haar in haar eigen woning, waarin zij vanaf 2001 zelfstandig woont, seksueel misbruikt. Dit zou zelfs nog recentelijk hebben plaatsgevonden. Tijdens het studioverhoor op 3 november 2008 verklaart Westerhof - onder meer - dat de ontuchtige handelingen, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, ook al hebben plaatsgevonden in de periode dat zij op de school "[naam]" zat. Uit het procesdossier blijkt dat zij van haar veertiende tot haar achttiende levensjaar aan deze school onderwijs heeft gevolgd (dossierpagina 51).
Het hof acht de aangifte van [slachtoffer 1] geloofwaardig en - voor zover de raadsman dit heeft willen betwisten - betrouwbaar. Zij heeft steeds consistent verklaard over hetgeen zou zijn voorgevallen tussen haar en haar vader. Bovendien blijkt uit het dossier dat zij op verschillende momenten vóór haar aangifte op eigen initiatief ten overstaan van derden heeft getracht haar verhaal naar buiten te brengen. De teneur van haar aangifte vindt daarenboven bevestiging in de verklaring van zowel de getuige [getuige 1], als de getuige [getuige 2]. [getuige 1] heeft immers verklaard over een gebeurtenis waarbij Petra, toen zij ongeveer 12 jaren oud was, haar hand op het geslachtsdeel van verdachte had en hierbij aan verdachte de vraag stelde of ze het zo goed deed (dossierpagina 126). Volgens de getuige [getuige 2] zou verdachte zich, toen Petra ongeveer 15 jaren oud was, tegenover een ander familielid hebben uitgelaten over hoe fijn het geslachtsdeel van zijn dochter zou zijn (dossierpagina 104).
Het hof is van oordeel dat op grond van bovenstaande wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met [slachtoffer 1], toen zij de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde verkrachting, en dan met name voor het opzettelijk dwingen door verdachte, bevat het procesdossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen. Hetzelfde geldt naar het oordeel van het hof voor het laatste onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde feit, in die zin dat geen bewijs voorhanden is dat [slachtoffer 1] op dat moment leed aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Het hof zal verdachte derhalve in zoverre van het hem onder 1 ten laste gelegde feit vrijspreken.
Voor zover de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep heeft willen bepleiten dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, omdat de door verdachte tegenover de politie afgelegde verklaringen - onder verwijzing naar het arrest van het EHRM d.d. 27 november 2008 (zaak Salduz) - dienen te worden uitgesloten van het bewijs, merkt het hof het volgende op.
Het hof zal de door de raadsman bedoelde - overigens ontkennende - verklaringen van verdachte mede in het licht van door de raadsman naar voren gebrachte jurisprudentie niet voor het bewijs bezigen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij, op verschillende tijdstippen, in de periode van 18 mei 1992 tot en met 17 mei 1996, in het arrondissement Groningen, telkens met [slachtoffer 1], geboren op [1980], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebben verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Onder 1: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Door J.H. van Renesse, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en J.M. Oudejans, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Pieter Baan Centrum, is op 29 mei 2009 omtrent verdachte een Pro Justitia rapport uitgebracht.
Door de deskundigen wordt geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezen verklaarde feit een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond dat het feit hem slechts in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 18 mei 1992 tot en met 17 mei 1996 met zijn stiefdochter [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen gepleegd door zijn penis in haar vagina te brengen. Verdachte heeft op deze manier misbruik gemaakt van een kind dat gelet op haar minderjarige leeftijd kwetsbaar was en juist bescherming nodig had. Niettemin heeft verdachte zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de belangen van het slachtoffer. De feiten moeten worden aangemerkt als ernstige aantastingen van de lichamelijke integriteit van het meisje.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitële documentatie d.d. 24 maart 2010. Daaruit is gebleken dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Tevens houdt het hof rekening met het feit dat verdachte ter zake van het onderhavige feit als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Nu het hof tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de rechter in eerste aanleg en de advocaat-generaal, zal het hof een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan in eerste aanleg is opgelegd en in hoger beroep is gevorderd. Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, zal het hof een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1, tweede onderdeel, ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Meijer-Campfens voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.