ECLI:NL:GHLEE:2010:BM6220

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000920-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk telen van hennep en de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 31 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep en er was een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingesteld. De politierechter had vastgesteld dat de veroordeelde € 3.145,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel had behaald en hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 12 april en 17 mei 2010 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 3.938,-. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had behaald uit de hennepteelt, aangezien niet aannemelijk was dat de inkomsten de investeringskosten overschreden. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de veroordeelde niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij meer heeft geoogst dan de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten. De uitspraak van het hof benadrukt het belang van bewijsvoering in ontnemingszaken en de noodzaak om aan te tonen dat er daadwerkelijk voordeel is behaald uit strafbare feiten. De zaak illustreert ook de rol van het hof in het heroverwegen van eerdere vonnissen en het waarborgen van een rechtvaardige behandeling van de veroordeelde.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000920-09 (ontnemingszaak)
Parketnummer eerste aanleg: 19-606024-08
Arrest van 31 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
20 maart 2009, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.R.P. Ossentjuk, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 21 november 2008 van voormelde politierechter in de rechtbank Assen in de strafzaak met parketnummer 19-606024-08, het door veroordeelde door middel van en/of uit baten van het door hem gepleegde strafbare feit wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 3.145,- en hem de verplichting opgelegd € 3.145,- aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 12 april 2010 en 17 mei 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de omvang van het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat, zal bepalen op € 3.938,- en de terugbetalingsverplichting zal vaststellen op € 3.938,-.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-002960-08) ter zake van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, te weten het opzettelijk telen van hennep, veroordeeld tot een straf.
Beoordeling van de vordering van het openbaar ministerie
In de woning van verdachte is op 13 juni 2008 een ingerichte en in werking zijnde hennepkwekerij bestaande uit 14 planten aangetroffen. Verdachte heeft verklaard eenzelfde hoeveelheid als de aangetroffen hoeveelheid planten tweemaal (eerder) te hebben geoogst. Nu naar het oordeel van het hof niet aannemelijk is geworden dat er vaker is geoogst, zal het hof vorenstaande als uitgangspunt voor de berekening nemen.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat er niet voldoende aanwijzingen bestaan dat de veroordeelde uit voornoemd feit daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, nu niet aannemelijk is geworden dat de door veroordeelde genoten inkomsten - met inbegrip van de besparing van kosten - uitgaan boven de investeringskosten. De vordering zal derhalve worden afgewezen.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
wijst de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Zwerwer voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.