ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4328

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001644-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met een scherp mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De verdachte is beschuldigd van poging tot moord, omdat hij op 5 februari 2005 met een scherp mes in de hals van de aangever heeft gestoken. De rechtbank Assen had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot moord, waarbij hij met voorbedachten rade handelde. De verdachte had eerder via MSN gedreigd de aangever te 'slopen' en was met een mes naar de auto van de aangever gegaan. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard door met een mes in de hals te steken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding van € 599,57. Het hof legde ook een schadevergoedingsmaatregel op en bepaalde dat vervangende hechtenis zou worden toegepast indien de betaling niet volgde.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001644-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-810021-05
Arrest van 12 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 2 juni 2009 het arrest van dit gerechtshof van 11 december 2006 (met parketnummer 24-000612-06) vernietigd. Het arrest van het hof was gewezen in hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Assen van 28 februari 2006. De Hoge Raad heeft de zaak naar dit hof teruggewezen opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens het meer subsidiair ten laste gelegde misdrijf (poging tot zware mishandeling) veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 28 april 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van poging tot moord zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van 2 jaren en tot een werkstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis. Zij heeft bij haar eis rekening gehouden met een onredelijke vertraging tijdens de procedure in cassatie. Voorts heeft zij gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 februari 2005, te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [benadeelde] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals heeft gestoken en/of geprikt en/of enige / korte ogenblikken later die [benadeelde] met dat mes, althans dat voorwerp, (meermalen) in het gezicht heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 05 februari 2005, te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals heeft gestoken en/of geprikt en/of enige / korte ogenblikken later die [benadeelde] met dat mes, althans dat voorwerp, (meermalen) in het gezicht heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 05 februari 2005, te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals heeft gestoken en/of geprikt en/of enige / korte ogenblikken later die [benadeelde] met dat mes, althans dat voorwerp, (meermalen) in het gezicht heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat verdachtes opzet niet was gericht op de dood van aangever, noch op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Verdachte heeft aangever [benadeelde] met een scherp mes geprikt of gestoken in diens hals. Verdachte was boos op aangever en wilde hem iets aandoen met dat mes. Aangekomen bij de auto waarin aangever zat heeft verdachte dat mes met enige snelheid in de richting van aangevers hals bewogen en hem op die plaats geraakt. Daardoor is een verwonding ontstaan. Verdachte wilde aangever naar eigen zeggen op dat moment "gewoon" prikken met het mes.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat een verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De gedragingen van de verdachte zijn gezien de aard van het gebruikte wapen en de plaats waar hij aangever heeft gestoken, zozeer gericht op het mogelijke gevolg - de dood van het slachtoffer - dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is het hof in de onderhavige zaak niet gebleken.
Het hof acht het voorts een feit van algemene bekendheid dat het steken of prikken met een mes in de hals dodelijk letsel kan veroorzaken.
Ten aanzien van de voorbedachte raad het volgende.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade is voldoende dat komt vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Of verdachte ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid, is daarbij niet van belang.
Verdachte was, toen hij nog in zijn woning was, reeds van plan het slachtoffer iets aan te doen met het mes. Eerder had hij aangever in een MSN bericht al laten weten hem te zullen "slopen" als aangever in zijn buurt zou komen. Onder die omstandigheden begaf hij zich vervolgens met een mes in zijn zak naar de auto waarin zich naar hij wist aangever [benadeelde] bevond. Verdachte moest daartoe een afstand van ongeveer 200 meter overbruggen. In die tijd heeft hij meer dan voldoende tijd gehad om zich te beraden in de hierboven beschreven zin.
Derhalve was sprake van handelen met voorbedachten rade.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 5 februari 2005, te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [benadeelde] met een mes in de hals heeft gestoken of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: poging tot moord.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 5 februari 2005 schuldig gemaakt aan een poging tot moord door aangever met een scherp mes in zijn hals te steken of te prikken. Ten tijde van het onderhavige feit had verdachte ruzie met aangever omdat hij hem ervan verdacht een relatie te hebben met zijn, verdachtes, ex-vriendin. Verdachte had in de periode voorafgaand aan het delict, aangever via MSN bedreigd. Verdachte is op aangever toe gelopen en heeft hem in zijn hals geraakt met een mes. Dat aangever daarbij niet dodelijk werd getroffen is een omstandigheid welke niet als direct gevolg van het handelen van verdachte is aan te merken.
Een dergelijk geweldsdelict veroorzaakt angst en onrust in de samenleving en de directe omgeving van het slachtoffer, zeker als - zoals in dit geval - vrienden en bekenden daarvan getuige waren.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 februari 2010, waaruit blijkt dat verdachte meermalen een transactie heeft geaccepteerd voor geweldsdelicten.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat - gelet op de aard en de bijzondere ernst van het gepleegde feit - met de door de advocaat-generaal ge?iste voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf niet kan worden volstaan en dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, vanuit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door verdachte begane delict, noodzakelijk is.
Het hof houdt hierbij rekening met de overschrijding van de redelijke termijn welke is gelegen tussen het moment van instellen van cassatie en de behandeling door de Hoge Raad der Nederlanden. Voorts houdt het hof rekening met het onwenselijk lange tijdsverloop tussen de pleegdatum en de behandeling na terugwijzing. Het hof acht een gevangenisstraf van vierentwintig maanden in beginsel passend en geboden, maar zal, gezien de overschrijding van de redelijke termijn, de straf matigen tot twintig maanden.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van deze benadeelde partij in eerste aanleg geheel is toegewezen tot een bedrag van
€ 599,57 en dat deze benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort tot het bedrag dat in eerste aanleg is toegewezen.
De benadeelde partij heeft door het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering toewijzen nu deze niet is bestreden en deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof ziet aanleiding de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde feit.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte primair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijfhonderdnegenennegentig euro en zevenenvijftig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderdnegenennegentig euro en zevenenvijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van elf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. H. Heins en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-