Parketnummer: 24-000915-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-880014-09
Arrest van 12 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 23 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte mr. E.D. Kruidhof-Dijk, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven (onder 2, 3 en 4) en een overtreding (onder 5) veroordeeld tot straffen en heeft beslist op de in beslag genomen voorwerpen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde onder 2, 3 en 4 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien weken met aftrek van voorarrest en verdachte ter zake van het ten laste gelegde onder 5 zal veroordelen tot een voorwaardelijke boete van tweehonderdvijftig euro, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft zij gevorderd dat de in beslag genomen goederen, te weten een dolk en een knuppel, zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de in beslag genomen handboeien zullen worden teruggegeven aan verdachte.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis voor zover aan hoger beroep onderworpen vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 8 januari 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met een (wapen)stok en/of een (gummi)knuppel op/tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op of omstreeks 8 januari 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je dood" en/of "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op of omstreeks 8 januari 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 2] (aspirant van politie) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 300 en/of 350 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau (te [plaats]), zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te geleiden;
5.
hij op of omstreeks 8 januari 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], een dolkmes en/of een wapenstok, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij op 8 januari 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met een gummiknuppel tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 8 januari 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je dood" en "Ik maak je dood", zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
4.
hij op 8 januari 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 300 en 350 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau (te [plaats]), zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde opsporingsambtenaar hem, verdachte, trachtte te geleiden;
5.
hij op 8 januari 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], een dolkmes en een wapenstok, zijnde voorwerpen als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
2. mishandeling, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
5. handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie, tweemaal gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 januari 2009 schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] door hem met een gummiknuppel tegen het hoofd te slaan. Door aldus te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer 1] geschonden.
Tevens heeft verdachte zich op 8 januari 2009 schuldig gemaakt aan bedreiging van [verbalisant 1]. Verdachte heeft door aldus te handelen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij die [verbalisant 1].
Tijdens zijn aanhouding heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid. De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de betreffende politiefunctionaris en heeft het gezag van de politie ondermijnd.
Verdachte was tijdens zijn aanhouding in het bezit van een wapenstok (knuppel) en een dolk. Het voorhanden hebben van deze wapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 april 2010, waaruit is gebleken dat verdachte vele malen voor (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Gelet op de aard en ernst van voornoemde misdrijven onder 2, 3 en 4 is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien weken passend en geboden is.
Ten aanzien van de overtredingen van de Wet wapens en munitie overweegt het hof dat de door de politierechter ten aanzien van deze overtredingen opgelegde hechtenis inmiddels door verdachte reeds is uitgezeten. Uit artikel 54 Wet wapens en munitie volgt dat er slechts een boete had mogen worden opgelegd. Gelet op deze, de verdachte tot nadeel strekkende omstandigheid, is het hof van oordeel dat ter zake van deze overtredingen in hoger beroep kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof zal de in beslag genomen knuppel onttrekken aan het verkeer. Met behulp van deze knuppel is een strafbaar feit begaan en deze knuppel is van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Het hof zal ook de dolk onttrekken aan het verkeer. De dolk betreft een voorwerp met betrekking tot welke feit 5 is begaan en het bezit daarvan is van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave
Onder de verdachte zijn tevens handboeien in beslag genomen. Het hof zal daarvan de teruggave aan de verdachte gelasten, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 36b, 36c, 43a, 57, 62, 63, 180, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep ten aanzien van feit 1;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde tot gevangenisstraf voor de duur van veertien weken;
bepaalt dat aan [verdachte] ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde (telkens) geen straf of maatregel wordt opgelegd;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
Knuppel;
Dolk;
gelast de teruggave aan verdachte van:
Handboeien.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.