ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4322

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002481-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van gestolen goederen door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, die op 31 juli 2009 een aanhangwagen met speedboot voorhanden had, werd beschuldigd van opzetheling. De aanhangwagen en speedboot waren afkomstig van een misdrijf. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld voor schuldheling, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep is de verdachte niet verschenen, maar zijn raadsvrouw, mr. E.D. Kruidhof-Dijk, was wel aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de goederen van diefstal afkomstig waren. Dit werd onderbouwd door het voorstel dat de verdachte had gekregen om de aanhangwagen en speedboot op te halen en weg te brengen, en door het feit dat hij had gelogen tegen de verbalisant over de eigendom van de goederen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling en vernietigde het eerdere vonnis.

De advocaat-generaal had een voorwaardelijke werkstraf van veertig uren geëist, maar het hof besloot tot een werkstraf van veertig uren zonder voorwaardelijke opschorting. Het hof hield rekening met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De uitspraak werd gedaan op basis van de artikelen 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002481-09
Parketnummer eerste aanleg: 19-620737-09
Arrest van 12 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
28 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. E.D. Kruidhof-Dijk, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens het subsidiair ten laste gelegde misdrijf (schuldheling) veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van veertig uren, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2009, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, een aanhangwagen en/of een speedboot heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl verdachte ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 31 juli 2009, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, een aanhangwagen en/of een speedboot heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl verdachte ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Bewijsoverweging
Het hof is van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aanhangwagen en de speedboot van diefstal afkomstig zouden zijn. Het hof kent hierbij gewicht toe aan de aard van het voorstel - het ophalen bij een elders in [plaats 1] gelegen restaurant en wegbrengen naar [plaats 2] van een aanhangwagen met speedboot, tegen een vergoeding van 5 100,- tot € 150,- - en de onbekendheid van verdachte met de personen die hem dit voorstel deden. Voorts heeft verdachte gelogen tegen de verbalisant, die hem controleerde in het kader van de wegenverkeerswetgeving, door te stellen dat de aanhangwagen en de speedboot zijn eigendom waren. Ook hieruit valt af te leiden dat verdachte zich ervan bewust was dat de herkomst van die goederen niet deugde. Gelet op bovenstaande is het hof van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
verdachte op 31 juli 2009, in de gemeente [gemeente], een aanhangwagen en een speedboot voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: opzetheling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 31 juli 2009 schuldig gemaakt aan opzetheling door een aanhanger met speedboot, welke van een misdrijf afkomstig was, voorhanden te hebben. Door het vervoeren van die goederen naar elders heeft verdachte meegewerkt aan het afzetten van gestolen goederen. Verdachte deed dit ten behoeve van persoonlijk geldelijk gewin; hij zou er naar eigen zeggen € 100,- tot € 150,- mee verdienen.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 april 2010, waaruit is gebleken dat verdachte meermalen wegens strafbare feiten is veroordeeld. Desondanks gaat verdachte door met het plegen van strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een werkstraf voor de duur van veertig uren passend en geboden is. Het hof wijkt hierbij af van de vordering van de advocaat-generaal, omdat haar vordering zag op een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde en het hof tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde feit.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.