ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4277

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001251-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor wederspannigheid, mishandeling van een ambtenaar en eenvoudige belediging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is beschuldigd van wederspannigheid, mishandeling van een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van haar functie, en eenvoudige belediging. De feiten vonden plaats op 19 oktober 2007, toen de verdachte door politieambtenaren werd aangehouden. Tijdens deze aanhouding verzette de verdachte zich met geweld tegen de politie, wat leidde tot de beschuldiging van wederspannigheid. Daarnaast heeft de verdachte een politieagent in de arm gebeten, wat resulteerde in letsel, en beledigde hij twee agenten door hen de woorden "Gestapo" toe te voegen.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van vijftig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Tevens is de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 150,- eiste, toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte strafbaar heeft verklaard voor de bewezen feiten. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds 1977 niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001251-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-655582-07
Arrest van 12 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 24 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1948] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Bakker, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis. Voorts heeft zij gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 150,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden;
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [benadeelde], (hoofd)agent van de Regiopolitie Groningen, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in de arm heeft gebeten, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 19 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend
[benadeelde] en/of [slachtoffer], (hoofd)agenten van de Regiopolitie Groningen, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Gestapo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 19 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], toen aldaar dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden;
2.
hij op 19 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [benadeelde], (hoofd)agent van de Regiopolitie Groningen, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in de arm heeft gebeten, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 19 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend [benadeelde] en [slachtoffer], (hoofd)agenten van de Regiopolitie Groningen, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd "Gestapo".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1. wederspannigheid.
2. mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
3. eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 19 oktober 2007 schuldig gemaakt aan wederspannigheid, mishandeling van een politieambtenaar en belediging van twee politieambtenaren. Verdachte heeft door aldus te handelen, respectievelijk blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de betreffende politiefunctionarissen, heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een van hen en beiden aangetast in hun eer en goede naam.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 februari 2010, waaruit is gebleken dat verdachte sinds 1977 niet voor strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op voornoemde omstandigheden is het hof met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat een werkstraf voor de duur van vijftig uren passend en geboden is.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van deze benadeelde partij in eerste aanleg deels is toegewezen tot een bedrag van € 150,- en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat deze benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort tot het bedrag dat in eerste aanleg is toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde onder 2 rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 150,-. Derhalve kan de vordering, die het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, tot dat bedrag worden toegewezen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof ziet in verband met de schade als gevolg van feit 2 aanleiding de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 180, 266, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], tot een bedrag van honderdvijftig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.