ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4080

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003030-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voetbalrellen SC Cambuur: Hoger beroep tegen vonnis politierechter

In deze zaak gaat het om de voetbalrellen die plaatsvonden op 3 juni 2009 na de wedstrijd SC Cambuur tegen Roda JC in Leeuwarden. De verdachte is in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden, die hem op 11 november 2009 had veroordeeld voor openlijk geweld. Het gerechtshof Leeuwarden heeft op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De verdachte werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen in het stadion van SC Cambuur. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 180 uren, alsook een stadionverbod. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partijen, waaronder [benadeelde 1] en [benadeelde 2], hebben vorderingen ingediend, waarvan er één gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht tot schadevergoeding aan [benadeelde 1]. Het hof heeft de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

parketnummer: 24-003030-09
parketnummer eerste aanleg: 17-755165-09
Arrest van 11 mei 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer,
op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 11 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.H. Lanting, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en heeft maatregelen opgelegd, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde een stadionverbod gedurende de proeftijd, alsmede tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] gedeeltelijk zal toewijzen tot € 500,- en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en de verdachte hoofdelijk zal veroordelen tot vergoeding van bedoelde schade, alsmede dat het hof de benadeelde partij [benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] geheel zal toewijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en de verdachte hoofdelijk zal veroordelen tot vergoeding van bedoelde schade.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
verdachte op of omstreeks 3 juni 2009, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten stadion van SC Cambuur, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of (een) goed(eren), welk geweld bestond uit
- duwen en/of drukken tegen (een) container(s) en/of
- het rukken en/of trekken aan en/of schoppen/trappen tegen (een) (stalen) (drang)hek(ken) en/of
- het duwen en/of drukken van (een) container(s) tegen en/of in de richting van die aldaar aanwezige personen (stewards).
Overweging met betrekking tot het bewijs
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het duwen en drukken tegen en trekken aan een container.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof - anders dan ter terechtzitting van de politierechter - ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het rukken en trekken aan en schoppen/trappen tegen een stalen dranghek.
Voor zover de verdachte heeft willen betogen dat hij op grond van dit laatste partieel dient te worden vrijgesproken, overweegt het hof dat een dergelijk verweer feitelijke en juridische grondslag mist.
In het stadion waarin de verdachte zich bevond werd in de corridor voor de Noord-tribune door diverse personen openlijk geweld gepleegd tegen personen en goederen, zoals ten laste gelegd. De verdachte heeft deel uitgemaakt van bedoelde groep personen, van welke groep openlijk geweld uitging, en heeft - zoals hij heeft erkend - zelf ook actief deelgenomen aan (een deel van) dat openlijk geweld. Daarmee is de verdachte - volgens vaste jurisprudentie - medepleger van het openlijke geweld, in al zijn vormen, zoals ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 juni 2009 te Leeuwarden met anderen op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten stadion van
SC Cambuur, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, welk geweld bestond uit
- duwen en drukken tegen containers en
- het rukken en trekken aan en schoppen/trappen tegen stalen dranghekken en
- het duwen en/of drukken van containers tegen en in de richting van die aldaar aanwezige personen (stewards).
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de nacht van 3 op 4 juni 2009 heeft zich na afloop van de voetbalwedstrijd van SC Cambuur tegen Roda JC in Leeuwarden op grootschalige en ongekend heftige wijze voetbalgeweld voorgedaan, gedurende ruim anderhalf uur. Dit geweld ging uit van de supporters van SC Cambuur, alsmede anderen en richtte zich tegen de supporters van Roda JC en tegen stewards en politiefunctionarissen die in en/of buiten het stadion van SC Cambuur werden ingezet om het voetbalgeweld in te tomen en tegen te gaan.
Het in het stadion aangewende geweld bestond onder meer hierin dat massaal, dat wil zeggen dat stewards door tientallen personen werden belaagd en dat er gegooid en geduwd werd met allerlei voorwerpen, waaronder containers en losgerukte dranghekken, in de richting van stewards en/of politiefunctionarissen.
De verdachte heeft zich in dit kader in het stadion schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen personen en goederen, zoals hierboven bewezen verklaard.
De verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij het publiek dat hier ongewild getuige van is geweest.
Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Door het plegen van openlijk geweld tegen goederen, te weten containers en stalen dranghekken, heeft de verdachte hinder, schade en ergernis veroorzaakt voor de gebruikers van die containers en dranghekken.
Ter zake van beide vormen van openlijke geweldpleging hanteert het hof een oriëntatiepunt voor straftoemeting dat telkens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf impliceert. Het hof heeft er rekening mee gehouden dat de verdachte in het plegen van openlijk geweld, zoals bewezen verklaard, een beperkt aandeel heeft gehad. Het hof heeft daarnaast geen aanwijzingen aangetroffen die aanleiding geven om de verdachte te beschouwen als een zogenaamde harde kern supporter of hooligan.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf voorts rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 maart 2010, waaruit ten gunste van de verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens uit het strafdossier is gebleken.
Naar het oordeel van het hof is het bewezen verklaarde delict een ernstig strafbaar feit, waarop - uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van het door de verdachte begane strafbaar feit - een vrijheidsbenemende straf in beginsel een passende en noodzakelijke reactie is.
Gelet echter met name op het ontbreken van enige strafrechtelijke recidive, kan in dit geval worden volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur, alsmede een onvoorwaardelijke werkstraf van hierna te noemen duur. Het hof ziet aanleiding de duur van de werkstraf ten opzichte van de eis van de advocaat-generaal te matigen, omdat het eigen aandeel van de verdachte aan het bewezen verklaarde relatief beperkt is geweest. In het feit dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als harde kern supporter of hooligan, ziet het hof aanleiding aan de verdachte geen stadionverbod op te leggen.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit, dan wel verdere strafmatiging aangewezen acht. Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde 2] -
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding van deze benadeelde partij in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van deze benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Deze benadeelde partij dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het vorenstaande dient deze benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
[benadeelde 1] -
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van [benadeelde 1] in eerste aanleg deels is toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat [benadeelde 1] zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat aan deze benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 250,- (betreft immateriële schade, naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld). Derhalve kan de vordering, die het hof in zoverre niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, worden toegewezen.
Het hof zal deze benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het vorenstaande dienen deze benadeelde partij en de verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van
€ 250,- die door het bewezen verklaarde strafbaar feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdvijftig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van vijfenzeventig dagen zal worden toegepast;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 2] de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweehonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van de veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweehonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van de veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien de veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Wiarda is buiten staat dit arrest te ondertekenen.