ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4012

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000052-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door opzettelijk onjuiste informatie te verstrekken aan de gemeente Groningen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is beschuldigd van valsheid in geschrift, omdat hij op formulieren van de dienst Sociale Zaken en Werk van de gemeente Groningen opzettelijk heeft ingevuld dat hij in een bepaalde periode niet samenwoonde. Het hof constateert dat er geen bevel tot stelselmatige observatie in het dossier aanwezig is, en dat het desbetreffende proces-verbaal van bevindingen niet voor het bewijs wordt gebruikt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.

De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof acht bewezen dat de verdachte in de periode van 24 juni 2004 tot en met 20 juni 2005 meermalen een geschrift heeft valselijk opgemaakt, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.

De verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel, wat heeft geleid tot aanzienlijke financiële schade voor de gemeente. Het hof heeft de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf van 100 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het hof, waarbij de verdachte in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000052-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-654733-07
Arrest van 6 mei 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 27 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Skala, advocaat te Haren (Gr).
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in of omstreeks de periode van 24 juni 2004 tot en met 20 juni 2005 meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- te weten (telkens) een formulier van (de dienst Sociale Zaken en Werk van) de gemeente [gemeente] ("Inlichtingen en aanvraag" en/of "Maandelijkse verklaring WWB"), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van de leef- en/of woonsituatie en/of van het adres en/of de adresgegevens van hem (verdachte) en/of van de inkomsten (uit arbeid en/of anderszins) van verdachte en/of van verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had -
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op dat formulier vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven),
dat verdachte niet samenwoonde, althans is gaan samenwonen, en/of niet een gezamenlijke huishouding voerde, althans is gaan voeren, met een persoon, genaamd [naam]
en/of
dat verdachte en/of verdachtes partner (te weten [naam]), in de periode waarop dat formulier betrekking had, geen inkomsten (uit arbeid en/of anderszins) had(den) genoten
en/of
dat verdachte op het in of op dat formulier vermelde adres ([adres] te [woonplaats]) woonde en/of verbleef en/of dat dat adres (nog) juist was,
althans niet vermeld of doen vermelden (zakelijk weergegeven),
dat verdachte samenwoonde, althans is gaan samenwonen, en/of een gezamenlijke huishouding voerde, althans is gaan voeren, met een persoon genaamd [naam]
en/of
dat verdachte, in de periode waarop dat formulier betrekking had, inkomsten (uit hennepteelt) had genoten
en/of
dat verdachtes partner (te weten [naam]), in de periode waarop dat formulier betrekking had, inkomsten (namelijk een - periodieke - uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, althans krachtens enige wettelijke (uitkerings)regeling) had genoten
en/of
dat verdachte niet (meer) op het in of op dat formulier vermelde adres ([adres] te [woonplaats]) woonde en/of verbleef en/of dat dat adres niet (meer) juist was
en/of
dat verdachte zijn hoofdverblijf had op het adres [adres] te [woonplaats], in elk geval op een ander adres dan [adres] te [woonplaats]
en/of (telkens) dat formulier ondertekend, (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, in of omstreeks de periode van 24 juni 2004 tot en met 20 juni 2005 meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 65 van de Algemene bijstandswet en/of artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming (te weten een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) opzettelijk voor (de dienst Sociale Zaken en Werk van) de gemeente [gemeente] verzwegen
dat verdachte - op het adres [adres] te [woonplaats] - samenwoonde,
althans is gaan samenwonen, en/of een gezamenlijke huishouding voerde, althans is gaan voeren, met een persoon, genaamd [naam]
en/of
dat verdachte inkomsten (uit hennepteelt en/of uit (onder)verhuur (van perceel [adres] te [woonplaats] had genoten en/of dat verdachtes partner (te weten [naam]) inkomsten (namelijk een - periodieke - uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, althans krachtens enige wettelijke (uitkerings)regeling) had genoten
en/of
dat verdachte niet (meer) op het adres [adres] te [woonplaats] woonde en/of verbleef en/of dat dat adres niet (meer) juist was
en/of
dat verdachte zijn hoofdverblijf had op het adres [adres] te [woonplaats], in elk geval op een ander adres dan [adres] te Groningen.
Bewijsoverweging met betrekking tot de observaties
De raadsman van verdachte heeft ter zitting van het hof - conform zijn pleitnota - het volgende aangevoerd. "Er is er volgens de rechercheurs geen stelselmatige observatie geweest, althans de observatie geeft nu een aantal losse momenten, waarbij niet mag worden gesteld dat deze waarnemingen het resultaat zijn van stelselmatige observaties, daar er geen toestemming van de officier van justitie daartoe in het dossier aanwezig is".
Uit het dossier volgt dat in de periode van 1 april 2007 tot en met 12 juli 2007 observaties zijn verricht door de sociale recherche. Een bevel tot stelselmatige observatie, als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof niet aangetroffen in het dossier. Het hof volstaat met deze constatering reeds omdat het desbetreffende proces-verbaal van bevindingen (d.d. 12 juli 2007) niet voor het bewijs wordt gebezigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij in de gemeente [gemeente], in de periode van 24 juni 2004 tot en met 20 juni 2005 meermalen, een geschrift, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- te weten een formulier van de dienst Sociale Zaken en Werk van de gemeente [gemeente] ("Inlichtingen en aanvraag" en "Maandelijkse verklaring WWB"), waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van de leef- en woonsituatie en van het adres en de adresgegevens van hem (verdachte) en van de inkomsten (uit arbeid en/of anderszins) van verdachte en van verdachtes partner over de periode waarop dat formulier betrekking had - telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid op dat formulier vermeld (zakelijk weergegeven), dat verdachte niet samenwoonde en dat verdachte op het in dat formulier vermelde adres ([adres] te Groningen) woonde,
en telkens dat formulier ondertekend, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Primair
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 24 juni 2004 tot en met 20 juni 2005 schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door opzettelijk op de formulieren van de dienst Sociale zaken en Werk van de gemeente [gemeente] in te vullen dat hij in de genoemde periode niet samenwoonde. Verdachte heeft telkens in strijd met de waarheid vermeld dat hij woonde op de [adres] te [woonplaats], terwijl hij in werkelijkheid samenwoonde aan de [adres]. Hierdoor heeft verdachte zowel zelf onterecht een (te hoge) uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand, alsmede geprofiteerd van de uitkering van zijn partner [naam].
Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel. Daarnaast heeft de dienst Sociale Zaken en Werk van de gemeente [gemeente] grote financiële schade opgelopen door het handelen van verdachte. De gemeente [gemeente] is door verdachte en zijn partner voor een totaalbedrag van (bruto) € 94.410,10 (waaronder een bruto bedrag van € 11.827,60 met betrekking tot de uitkering van verdachte), benadeeld.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 februari 2010 blijkt, dat verdachte vóór het begaan van de onderhavige feiten niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straf, passend en geboden. Het hof zal aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Daarnaast zal het hof - mede om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen - een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, in tegenwoordigheid van A.L.H. Wilkens als griffier, zijnde mr. Van der Wiel-Rammeloo voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.