ECLI:NL:GHLEE:2010:BM3389

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001517-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van eenvoudige belediging en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1946, werd ter zake van eenvoudige belediging veroordeeld tot een geldboete van 250 euro. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar had hem wel veroordeeld voor een ander feit. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 maart 2010 heeft de raadsvrouw van de verdachte verklaard dat zij gemachtigd was om de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal vorderde een veroordeling tot een geldboete van 250 euro, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, en vroeg het hof om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.

De tenlastelegging betrof beledigende uitlatingen die de verdachte op 13 september 2008 had gedaan in de tegenwoordigheid van het slachtoffer. De raadsvrouw voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk diende te worden verklaard, omdat eenvoudige belediging een klachtdelict is en er geen klacht van het slachtoffer in het dossier aanwezig was. Het hof oordeelde echter dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging, omdat uit een verklaring van het slachtoffer bleek dat hij de bedoeling had dat er een vervolging ingesteld zou worden.

Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de beledigende uitlatingen had gedaan en kwalificeerde dit als een strafbaar feit. Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder een veroordeling voor een vergelijkbaar feit, wat meegewogen werd in de beslissing. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 250 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting werd voldaan. Tevens werd de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002517-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-606531-07
Arrest van 29 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
3 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1946] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
ter terechtzitting van 9 maart 2010 wel, maar ter terechtzitting van 15 april 2010 niet verschenen. Wel verschenen is mr. M.J. van der Molen, advocaat te Leeuwarden, als raadsvrouw van verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, heeft verdachte wegens het onder 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een straf en heeft op de vordering van de benadeelde partij en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 250,- subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, overeenkomstig de dagvaarding met daarin aangebracht de wijziging die in eerste aanleg is toegelaten, ten laste gelegd - voor zover in dit stadium van het geding in hoger beroep nog van belang - dat:
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 13 september 2008, te [plaats], opzettelijk beledigend in de tegenwoordigheid van [slachtoffer], tegen deze heeft gezegd; "vieze vuile buitenlander" en/of "klote marokkaan", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
Door de raadsvrouw van verdachte is reeds ter zitting van het hof d.d. 9 maart 2010 aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in de vervolging ter zake van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit, nu eenvoudige belediging een klachtdelict betreft en er zich in het dossier geen klacht van aangever [slachtoffer] bevond.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting op 9 maart 2010 gesloten en heeft vervolgens op 12 maart 2010 een tussenarrest gewezen, waarbij het hof de advocaat-generaal in de gelegenheid heeft gesteld het door de raadsvrouw gesignaleerde verzuim te herstellen. Voorts heeft het hof bepaald dat het onderzoek zou worden hervat ter zitting van 15 april 2010.
Op 22 maart 2010 is bij het ressortsparket een schrijven d.d. 18 maart 2010 binnengekomen van [verbalisant], teamchef basiseenheid Assen Centrum-Zuid, met als bijlage een door aangever [slachtoffer] ondertekende verklaring d.d. 16 maart 2010 waarin deze onder verwijzing naar zijn aangifte van 13 september 2007 hulpofficier van justitie [naam] verzoekt een strafvervolging tegen verdachte te doen instellen. Deze verklaring is aan het dossier toegevoegd.
Op 15 april 2010 is het onderzoek ter terechtzitting voortgezet. De raadsvrouw heeft gepersisteerd bij hetgeen zij ter zitting van 9 maart 2010 had aangevoerd. Het hof over-weegt hieromtrent het volgende. Uit de door aangever [slachtoffer] getekende verklaring van 16 maart 2010, in combinatie bezien met de aangifte van 16 september 2007, blijkt genoegzaam dat aangever ten tijde van de aangifte de bedoeling had dat er een vervolging tegen verdachte ingesteld zou worden. Het hof acht het openbaar ministerie dan ook ontvankelijk in de vervolging van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 september 2008, te [plaats], opzettelijk beledigend in de tegenwoordigheid van
[slachtoffer], tegen deze heeft gezegd: "vieze vuile buitenlander" en "klote Marokkaan".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
eenvoudige belediging.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft aangever [slachtoffer] beledigd door hem uit te maken voor vieze vuile buitenlander en klote Marokkaan. Verdachte heeft aangever met het uiten van deze als zeer kwetsend aan te merken woorden in zijn eer en goede naam aangetast.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 januari 2010, waaruit blijkt dat verdachte in 2006 ter zake van mishandeling is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke geldboete met een proeftijd van twee jaren. Verdachte heeft ter zitting van het hof d.d. 9 maart 2010 te kennen gegeven dat aangever [slachtoffer] ook in die zaak de aangever was. Kennelijk heeft deze veroordeling verdachte er niet van weerhouden nogmaals over te gaan tot het plegen van een strafbaar feit (jegens dezelfde persoon).
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is oplegging van een geldboete van na te melden omvang passend en geboden.
Benadeelde partij
Nu de vordering van de benadeelde partij blijkens het schadeonderbouwingsformulier betrekking heeft op het onder 1 ten laste gelegde feit en dit feit niet aan het oordeel van het hof is onderworpen, zal het hof geen beslissing nemen op de vordering van de benadeelde partij.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen d.d. 25 september 2006, parketnummer 19-621289-06, is verdachte (onder meer) veroordeeld tot een voor-waardelijke geldboete van € 150,- met een proeftijd van twee jaren. Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat dit vonnis onherroepelijk is geworden op 25 september 2006 en dat de proeftijd is ingegaan op 10 oktober 2006. De officier van justitie heeft op 31 juli 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoer-legging van voormelde geldboete, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een of meer van de in de onderhavige zaak ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat het bewezen verklaarde feit is begaan voor het einde van de gestelde proeftijd, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 23, 24, 24c en 266 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart het verdachte onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in vijf opeenvolgende maandelijkse termijnen elk groot vijftig euro;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Assen van 25 september 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
een geldboete van honderdvijftig euro, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier, zijnde mr. E. Pennink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.