ECLI:NL:GHLEE:2010:BM3389
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- S. Zwerwer
- K. Lahuis
- E. Pennink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van eenvoudige belediging en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1946, werd ter zake van eenvoudige belediging veroordeeld tot een geldboete van 250 euro. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar had hem wel veroordeeld voor een ander feit. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 maart 2010 heeft de raadsvrouw van de verdachte verklaard dat zij gemachtigd was om de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal vorderde een veroordeling tot een geldboete van 250 euro, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, en vroeg het hof om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De tenlastelegging betrof beledigende uitlatingen die de verdachte op 13 september 2008 had gedaan in de tegenwoordigheid van het slachtoffer. De raadsvrouw voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk diende te worden verklaard, omdat eenvoudige belediging een klachtdelict is en er geen klacht van het slachtoffer in het dossier aanwezig was. Het hof oordeelde echter dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging, omdat uit een verklaring van het slachtoffer bleek dat hij de bedoeling had dat er een vervolging ingesteld zou worden.
Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de beledigende uitlatingen had gedaan en kwalificeerde dit als een strafbaar feit. Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder een veroordeling voor een vergelijkbaar feit, wat meegewogen werd in de beslissing. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 250 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting werd voldaan. Tevens werd de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.