ECLI:NL:GHLEE:2010:BM2757

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002670-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en mishandeling na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor openlijke geweldpleging en mishandeling, maar heeft hoger beroep aangetekend. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaringen van de betrokken partijen en het procesdossier. De tenlastelegging betrof geweldshandelingen tegen de benadeelden op 1 maart 2007, waarbij de verdachte en medeverdachte betrokken zouden zijn geweest. De verklaringen van de benadeelden en de verdachte verschilden echter aanzienlijk, en het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof oordeelde dat de geweldshandelingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, en dat de rol van de verdachte in de gebeurtenissen niet kon worden aangemerkt als medeplegen van het geweld. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat hij zijn schadevergoeding in hoger beroep niet kon vermeerderen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002670-07
Parketnummer eerste aanleg: 18-652896-07
Arrest van 26 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 29 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Arts, advocaat te Breda.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van een benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2007, in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat 1], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] en/of [slachtoffer], welk geweld bestond uit het een of meerdere malen schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan en/of duwen van genoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer]
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 maart 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging meteen ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde] en/of [slachtoffer]) een of meerdere malen heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of geduwd, waardoor voornoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Verdachte wordt primair verweten - kort gezegd - dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] en/of [slachtoffer]. Onder subsidiair wordt verdachte verweten - al dan niet in vereniging met een ander of anderen - die [benadeelde] en/of [slachtoffer] te hebben mishandeld.
Op basis van de verklaringen van [benadeelde], [benadeelde] en [slachtoffer] zou op 1 maart 2007 zich het volgende afgespeeld hebben.
[benadeelde], [benadeelde] en [slachtoffer] krijgen in de vroege ochtend van 1 maart 2007 woorden met een groep van zo'n acht voor hen onbekende personen. Het ruziënde gezelschap verplaatst zich van de [straat 2] naar de [straat 1] te [plaats]. In de [straat 1] escaleert de ruzie. [benadeelde], [benadeelde] en [slachtoffer] worden aangevallen door enkele personen uit de groep. [benadeelde] krijgt van een persoon op een fiets een trap in zijn rug. Aangever [benadeelde] krijgt van achteren een klap op zijn hoofd en valt op de grond. Terwijl hij op de grond ligt, krijgt hij één of meerdere trappen in zijn maag. Volgens [slachtoffer] is [benadeelde] (daarna) in een hoekje ingesloten en door drie personen getrapt. Op het moment dat [slachtoffer] zich bemoeit met deze worsteling krijgt hij een knietje in zijn maag.
Uit de verklaringen van zowel verdachte, als medeverdachte [medeverdachte] komt hieromtrent het volgende naar voren.
Als verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de ochtend van 1 maart 2007 een café gelegen aan de [straat 2] te [plaats] verlaten, zien zij op de [straat 2] twee groepen, bestaande uit drie respectievelijk vijf personen, ruziën. De groepen bewegen zich in de richting van de [straat 1], een richting waarin verdachte en [medeverdachte] zich eveneens begaven in verband met een afspraak aldaar. De groep van vijf jongens gedraagt zich provocerend ten opzichte van de uit drie jongens bestaande groep. In de [straat 1] mondt de - tot dan toe verbaal gebleven - ruzie in het bijzijn van verdachte en [medeverdachte] uit in een handgemeen. Als er een onbekende persoon op medeverdachte [medeverdachte] af komt stormen, brengt hij deze persoon door middel van een beenworp gecontroleerd naar de grond. Verdachte spreekt hierop de op de grond liggende persoon aan. Op dat moment wordt hij in zijn nek geslagen. Als reactie hierop deelt hij een slag en een trap uit gericht op de arm van deze persoon.
Het hof concludeert dat de door de aangevers geschetste geweldshandelingen op geen enkele wijze in te passen zijn in de verklaringen van verdachte en medeverdachte hieromtrent, en vice versa. Vast staat dat er naast bovengenoemde personen nog een (groot) aantal personen aanwezig is geweest. Nu uit de processtukken niet duidelijk is geworden wat de rol van deze onbekend gebleven personen in bovenstaande schermutseling is geweest, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die tegen de in de tenlastelegging genoemde personen geweldshandelingen heeft verricht. Naar het oordeel van het hof volgt uit het procesdossier evenmin dat verdachte een zodanige rol heeft gehad dat hij als medepleger van het door anderen gepleegde geweld tegen [benadeelde] en [slachtoffer] kan worden aangemerkt.
Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[benadeelde], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft in het geding in hoger beroep zijn vordering vermeerderd, in die zin dat hij in het geding in eerste aanleg in het geheel geen schadevergoeding heeft gevorderd. Gelet hierop dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien een benadeelde partij zijn in eerste aanleg gevoegde vordering in het geding in hoger beroep niet kan vermeerderen.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.