ECLI:NL:GHLEE:2010:BM2696

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001989-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met straffen en voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van drie winkeldiefstallen gepleegd in 2008. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen die in het vonnis waren omschreven. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk kan worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in zaak A onder 2.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van € 500,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover dit aan hoger beroep onderworpen was en heeft opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van twee trainingspakken, twee broeken en een fotocamera, en heeft deze feiten als bewezen verklaard.

De strafmotivering van het hof is gebaseerd op de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder in Nederland was veroordeeld. De opgelegde straffen zijn een geldboete van € 100,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met de bepaling dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. De tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de eventuele uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001989-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-653350-08 (zaak A) en 18-652991-08 (zaak B)
Arrest van 26 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 28 november 2008 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 18-653350-08 en 18-652991-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y.M. Prins, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem in zaak A, onder 1 primair en in zaak B, onder 1 en 2 primair ten laste gelegde tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang en met verbeterde lezing van kennelijke taal en/of schrijffouten - ten laste gelegd, dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2008, in de gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 trainingspakken en/of een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 6 augustus 2008, in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk 2 trainingspakken en/of een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toege?igend.
Zaak B
1.
hij op of omstreeks 15 juli 2008, in de gemeente [gemeente 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee broeken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2008, in de gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 juni 2008, in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk een fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt zowel in zaak A, onder 1 primair, als in zaak B onder 1 en 2 primair verweten dat hij een of meer goederen uit een winkel heeft gestolen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte het hem in zaak A, onder 1 primair en in zaak B onder 1 ten laste gelegde bekend. De hem verweten (winkel)diefstal op 19 juni 2008 in de [bedrijf], in zaak B onder 2, heeft verdachte bij deze gelegenheid ontkend. Verdachte zou - naar eigen zeggen - de betreffende fotocamera wel in zijn handen hebben gehad, maar hij zou deze daarna terug hebben gelegd in het schap.
Ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat hij het fototoestel uit de doos heeft genomen en vervolgens in zijn zak heeft gestopt. Hij heeft daarenboven aangegeven dat op dat moment het idee bij hem is opgekomen om de betreffende camera mee te nemen zonder deze bij de kassa af te rekenen. De doos heeft hij hierna teruggelegd.
Deze verklaring wordt ondersteund door datgene wat de beveiligingsbeambte van de [bedrijf] heeft waargenomen, vastgelegd in het 'Landelijk aangifteformulier winkeldiefstal'. Hij heeft gezien dat verdachte de verpakking opende en het betreffende artikel in zijn kleding stopte.
Het hof acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak B, onder 2 primair aan verdachte ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Zaak A
1.
hij op 6 augustus 2008, in de gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 trainingspakken en een tas toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf].
Zaak B
1.
hij op 15 juli 2008, in de gemeente [gemeente 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee broeken toebehorende aan het (winkel)bedrijf [bedrijf];
2.
hij op 19 juni 2008, in de gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fotocamera toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A, onder 1 primair en zaak B, onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Zaak A, onder 1 primair en zaak B, onder 1 en 2 primair, telkens:
Diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op verschillende tijdstippen schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel hinder en schade opleveren. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende winkels.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 26 januari 2010 waaruit blijkt dat verdachte vóór het begaan van deze feiten niet eerder (in Nederland) is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Gelet op vorenstaande en - met name - de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn (krappe) financi?le situatie voor zover daarvan uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, acht het hof oplegging van na te melden geldboete passend en geboden.
Teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, zal het hof tevens de in eerste aanleg opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A, onder 1 primair en zaak B, onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A, onder 1 primair en in zaak B, onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
een geldboete van honderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. H. Heins, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.