Parketnummer: 24-001325-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-673020-07
Arrest van 21 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 28 mei 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 19 november 2006 in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 80 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en/of artikel 25 van de Werkloosheidswet (WW), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes WAO- en/of WW-uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk nagelaten om tijdig en/of onverwijld uit eigen beweging [bedrijf] en/of het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en/of UWV Cadans er van op de hoogte te stellen dat verdachte werkzaamheden verrichtte en/of had verricht, te weten met betrekking tot het vervoeren en/of bezorgen van dagbladen en/of tijdschriften, en/of inkomsten (daaruit) genoot en/of had genoten.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 1 juli 2000 tot en met 7 december 2005 in de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2], meermalen, telkens in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 80 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking, te weten verdachtes WAO-uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking, immers heeft verdachte telkens opzettelijk nagelaten om tijdig en onverwijld uit eigen beweging [bedrijf] en/of het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en/of UWV Cadans er van op de hoogte te stellen dat verdachte werkzaamheden verrichtte en/of had verricht, te weten met betrekking tot het bezorgen van dagbladen en tijdschriften, en inkomsten (daaruit) genoot en/of had genoten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander en terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna vijf en een half jaar nagelaten aan een uitkeringsinstantie mee te delen dat hij naast zijn WAO-uitkering (betaalde) werkzaamheden heeft verricht als bezorger van kranten en lectuur.
Door aldus de uitkeringsinstantie relevante gegevens te onthouden, heeft verdachte de uitkeringsinstantie de mogelijkheid ontnomen om volledig inzicht te krijgen in de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van (de hoogte van) de aanspraak van verdachte op een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 februari 2010 blijkt, dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde werkstraf passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdvijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfenzeventig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier.