ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1822

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000533-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed, verlaten plaats ongeval en rijden zonder rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol, het verlaten van de plaats van een door hem veroorzaakt ongeval en het besturen van een auto terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. De feiten vonden plaats op 26 september 2008, toen de verdachte, na het gebruik van alcohol, betrokken raakte bij een verkeersongeval waarbij hij de plaats van het ongeval verliet. De verdachte had een alcoholgehalte van 900 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Na het ongeval is de verdachte door de politie aangehouden en bleek hij onder invloed van alcohol te zijn. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 80 uren. Daarnaast is hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000533-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-755896-08
Arrest van 1 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 27 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
ter terechtzitting van 28 augustus 2009 wel, maar ter terechtzitting van 18 maart 2010 niet verschenen. Wel verschenen is mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward, als raadsman van verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en tot een deels voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van ??n maand met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof ter zake het onder 1 ten laste gelegde aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof neemt uit het vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding, zoals door de eerste rechter gewijzigd.
Aan verdachte is, met inachtneming van voormelde wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 26 september 2008 te [plaats 1] (althans) in de gemeente [gemeente 1], als bestuurder van een voertuig, (personenauto) dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 900 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 26 september 2008 te [plaats 1] (althans) in de gemeente [gemeente 1], als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat 1] en/of op de kruising van de [straat 1] met de [straat 2], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en /of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 7 oktober 2008, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [straat 3], een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van de categorie of categorie?n, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 26 september 2008 te [plaats 1] als bestuurder van een voertuig, (personenauto) dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 900 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 26 september 2008 te [plaats 1] als bestuurder van een motorrijtuig door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de kruising van de [straat 1] met de [straat 2], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en schade was toegebracht;
3.
hij op 7 oktober 2008, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van de categorie, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1. overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
2. overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
3. overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 26 september 2008 is verdachte bij een door hem ingezette en uitgevoerde inhaalmanoeuvre achterop de auto van [slachtoffer] gebotst. Door die botsing belandde [slachtoffer] met haar auto in de sloot. Haar auto raakte door het ongeval beschadigd en [slachtoffer] heeft letsel opgelopen. Verdachte heeft zijn auto tot stilstand gebracht en is vervolgens weggelopen. Kort daarop is verdachte aangehouden. Vervolgens heeft de politie een ademanalyse afgenomen. Verdachte bleek fors onder invloed van alcoholhoudende drank te verkeren.
Verdachte heeft door met een forse hoeveelheid alcoholhoudende drank op een auto te besturen de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Hij heeft door zijn rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt. In plaats van zijn identiteit en die van zijn auto na het ongeval bekend te maken, is hij weggelopen. Hij heeft zo verhinderd dat het slachtoffer in staat werd gesteld hem aansprakelijk te stellen voor de door haar geleden schade.
Naar aanleiding van het besturen van een auto na het gebruik van alcoholhoudende drank op 26 september 2008 is verdachtes rijbewijs nog diezelfde dag ingevorderd. Nog geen twee weken later, op 7 oktober 2008, heeft een politieambtenaar verdachte staande gehouden nadat die politieambtenaar verdachte in een bedrijfsauto zag rijden, terwijl verdachtes rijbewijs nog steeds ingevorderd was. Verdachte heeft toen ook verklaard te weten dat zijn rijbewijs was ingevorderd.
Blijkens een brief van het openbaar ministerie aan verdachte d.d. 22 september 2009 is het rijbewijs van verdachte tot en met 23 september 2009 ingehouden door justitie.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitië2ile Documentatie d.d. 31 december 2009 - eerder is veroordeeld, onder meer wegens het rijden onder invloed. Die veroordelingen hebben hem er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Ter terechtzitting van het hof op 28 augustus 2009 heeft verdachte naar voren gebracht dat hij zijn rijbewijs nodig heeft omdat hij een eigen bedrijf heeft en kostwinner is voor zijn vriendin en twee kinderen.
Gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, zijn de sancties die door de politierechter zijn opgelegd en die door de advocaat-generaal zijn gevorderd, passend en geboden. Daarom en om verdachte ervan te weerhouden nogmaals (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, zal het hof verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen.
Daarnaast zal het hof ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde een (deels voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van vijftien maanden ;
beveelt, dat van de bijkomende straf een gedeelte van drie maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van het onvoorwaardelijk deel van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.