Parketnummer: 24-000407-09 (10-693426-05 (TUL))
Parketnummer eerste aanleg: 18-653867-08
Arrest van 1 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 18 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken, ter zake het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden en de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam d.d. 21 april 2008 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2008, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem bestuurd motorvoertuig op die [slachtoffer] is afgereden en/of ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2008, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem bestuurd motorvoertuig op die [slachtoffer] is afgereden en/of ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2008, in de gemeente [gemeente], een persoon genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurd motorvoertuig op die [slachtoffer] afgereden en/of ingereden.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 25 augustus 2008, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem bestuurd motorvoertuig op die [slachtoffer] is afgereden en ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte was daags voor het bewezen verklaarde ontslagen en verdacht aangever [slachtoffer], een (ex-)collega, ervan een aandeel te hebben gehad in zijn ontslag.
Verdachte ging daarom op 25 augustus 2008 naar eigen zeggen "verhaal halen" bij [slachtoffer]. Na een heftige en langdurige woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer] is verdachte kwaad in zijn auto gestapt, die zich op enkele meters afstand van [slachtoffer] bevond. Verdachte is vervolgens met die auto op [slachtoffer] af- en ingereden. Door weg te springen heeft [slachtoffer] de auto ternauwernood kunnen ontwijken. Met zijn handelen heeft verdachte geprobeerd aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Het hof heeft gelet op het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 juli 2009, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook geweldsdelicten.
Ter terechtzitting van het hof is door en namens de verdachte naar voren gebracht dat het, vergeleken met het verleden, beter met hem gaat. Hij is verhuisd van Rotterdam naar [woonplaats], heeft een stabiel gezinsleven en is een stuk rustiger dan vroeger. De schulden van het gezin van verdachte worden gesaneerd in een WSNP-traject. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou tot gevolg hebben dat het schuldsaneringstraject wordt stopgezet.
De positieve ontwikkeling in het leven van verdachte wordt bevestigd door het reclasseringsrapport d.d. 18 maart 2008 van reclasseringsmedewerker A.R. Veenstra. Veenstra concludeert dat op de meeste leefgebieden van verdachte een verbetering heeft plaatsgevonden en dat de kans op recidive lijkt te zijn verkleind door verdachtes nieuwe leefsituatie. Hij geeft in overweging om verdachte - in het geval van een bewezenverklaring - een werkstraf op te leggen.
Gelet op de ernst van het feit dient verdachte in beginsel een vrijheidsstraf opgelegd te worden. In aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, wil het hof de positieve ontwikkeling in het leven van verdachte echter niet doorkruisen. Het hof zal - anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd en door de rechter in eerste aanleg is opgelegd - een forse werkstraf van na te melden duur opleggen.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam d.d. 21 april 2008, is verdachte veroordeeld tot (onder meer) een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 7 mei 2008. De proeftijd is ingegaan op 7 mei 2008.
De officier van justitie heeft op 16 december 2008 gevorderd dat last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het bewezen verklaarde feit.
Nu gebleken is dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, is het hof van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde gevangenisstraf. Gelet op hetgeen hiervoor in de strafmotivering is overwogen, acht het hof echter termen aanwezig om in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven, een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis te gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdzestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tachtig dagen zal worden toegepast;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 21 april 2008) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.