ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1439

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.002.510/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Streppel
  • J. Verschuur
  • M. Makkinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op polisbepaling in samenwerking met redelijk- en billijkheid

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Univé tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak betreft een schadevergoeding die Univé moet betalen aan [geïntimeerde] voor het overlijden van 34.000 vleeskuikens als gevolg van een stroomstoring in de nacht van 6 op 7 januari 2007. Univé betwist de schadevergoeding op basis van een bepaling in de verzekeringsovereenkomst, specifiek artikel 6.2 van het Speciaal Reglement Gevolgschadeverzekering Uitval Regelapparatuur voor dieren, GUR 2. Dit artikel vereist dat de verzekerde een alarminstallatie in bedrijf houdt die voldoet aan bepaalde voorwaarden.

In eerste aanleg heeft de rechtbank Groningen geoordeeld dat Univé gehouden is de schade te vergoeden. Univé heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij elf grieven heeft ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals weergegeven in het vonnis van de rechtbank niet zijn betwist en dat de hoogte van de schade door Univé niet is betwist. De kern van het geschil is of [geïntimeerde] heeft voldaan aan de voorwaarden van de verzekering, met name of de alarminstallatie op het moment van de storing in werking was.

Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] er op mocht vertrouwen dat er dekking bestond, ook als de alarminstallatie zelf uitvalt, en dat het onaanvaardbaar zou zijn voor Univé om geen schadevergoeding te betalen. Het hof wijst erop dat de verzekering is bedoeld om risico's te dekken die zich kunnen voordoen, en dat het niet redelijk is om te eisen dat de alarminstallatie altijd functioneert om dekking te krijgen. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijzigt het dictum in die zin dat Univé schadeplichtig is voor een bedrag van € 40.762,--, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 mei 2007 tot de dag van betaling. Univé wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 13 april 2010
Zaaknummer 107.002.510/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Univé [X],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in het principaal en geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Univé,
advocaat: mr. G. Machiels, kantoorhoudende te Drachten,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal en appellant in het voorwaardelijk incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen
uitgesproken op 15 augustus 2007 en 30 januari 2008 door de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 29 februari 2008 is door Univé hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 30 januari 2008 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 19 maart 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis van de Rechtbank Groningen d.d. 30 januari 2008 onder rolnummer
94890 HA ZA 07-526 te vernietigen en, zonodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden, [geïntimeerde] in zijn vorderingen alsnog niet-ontvankelijk te verklaart, althans deze aan hem te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd en voorwaardelijk incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
A. in principaal appèl:
de grieven van appellante tegen het vonnis van de Rechtbank Groningen van 30 januari 2008 ongegrond te verklaren en dit vonnis van de Rechtbank te bekrachtigen met veroordeling van appellante in de kosten van het geding;
B. in (voorwaardelijk) incidenteel appèl:
akte vragend van de gedane wijziging van eis,
geïntimeerde te veroordelen om aan appellant, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 40.762,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 mei 2007 tot aan de dag der voldoening en met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Univé heeft in het principaal appel elf grieven opgeworpen.
[geïntimeerde] heeft in het incidenteel appel één grief opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot de feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.4) van het vonnis van 30 januari 2008 waarvan beroep is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Het geschil
2. Met inachtneming van rechtsoverweging 1 is de vraag die voorligt of Univé is gehouden de schade te vergoeden die [geïntimeerde] heeft geleden door het overlijden van 34.000 vleeskuikens in de nacht van 6 op 7 januari 2007, als gevolg van het uitvallen van de ventilatoren in zijn pluimveestal.
Unive stelt zich op het standpunt niet tot uitkering van de geleden schade te zijn gehouden, omdat [geïntimeerde] volgens haar niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 6.2 van het bij de verzekeringovereenkomst horende Speciaal Reglement Gevolgschadeverzekering Uitval Regelapparatuur voor dieren, GUR 2. [geïntimeerde] bestrijdt dit.
3. Op de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst zijn van toepassing het Algemeen Reglement ALG 5 en het hiervoor onder 3 genoemde Speciaal Reglement GUR 2. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [geïntimeerde] heeft voldaan aan de voorwaarden van de verzekeraar als neergelegd in artikel 6.2 GUR 2 en of Univé met recht terzake kan weigeren dekking te verlenen. De hoogte van de schade is door Univé niet betwist. Artikel 6.2 voornoemd luidt als volgt:
Alarminstallatie
Verzekerde is verplicht een alarminstallatie in bedrijf te houden die:
- Onafhankelijk van het electriciteitsnet kan werken op één of meer accus´s, die op hun goede werking gecontroleerd kunnen worden door middel van een duidelijk afleesbare, permanent op de accu´s aangesloten voltmeter;
- Volgens de normen en voorschriften van het stroomleverende bedrijf en de leverancier van de alarminstallatie is aangelegd, wordt bediend en onderhouden en minimaal één keer per week op bedrijfszekerheid wordt beproefd;
- In werking treedt zodra zich een storing voordoet of een wijziging in de temperatuur/leefomstandigheden (bv. ventilatie) die onder normale omstandigheden worden aangehouden.
Het alarmsignaal dient op ieder moment hoorbaar te zijn door verzekerde of door een vervanger c.q. vertegenwoordiger van verzekerde, welke personen onmiddellijk maatregelen moeten kunnen treffen ter voorkoming en /of beperking van schade.
4. Univé stelt zich op het standpunt dat nu, naar vaststaat, de alarminstallatie van [geïntimeerde] in de nacht van 6 op 7 januari 2007 niet werkte (tengevolge waarvan [geïntimeerde] zelf geen maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van de schade) vaststaat dat niet is voldaan aan voornoemd artikel 6.2 GUR 2.
5. [geïntimeerde] stelt aan alle in artikel 6.2 gestelde eisen te hebben voldaan. [geïntimeerde] is nu juist die calamiteit overkomen waartegen hij zich heeft willen verzekeren. Indien de visie van Univé dat slechts dekking bestaat indien de aanwezige alarminstallatie op het moment van de storing in de apparatuur ook daadwerkelijk in werking treedt juist is, dan betekent dit volgens hem dat Univé als verzekeraar geen enkel risico loopt. Als de eigenaar tijdig op het alarm reageert is er geen schade, omdat een dergelijke calamiteit zoals zich die bij [geïntimeerde] heeft voorgedaan (het zuurstoftekort bij de kuikens), een proces is van een aantal uren en er na het alarm tijdig kan worden ingegrepen. Als de eigenaar niet tijdig reageert op het alarm kan Univé het verweer voeren dat er sprake is van eigen schuld van de verzekerde omdat ondanks de alarmwaarschuwing niet tijdig is ingegrepen en dat er daarom geen dekking is. Dit is, aldus [geïntimeerde], in strijd met de aard van de verzekeringsovereenkomst.
De grieven
6. De grieven zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Univé is gehouden de door [geïntimeerde] als gevolg van de stroomstoring in de nacht van 6 op 7 januari 2007 geleden bedrijfsschade te vergoeden. Het hof leest de grieven aldus dat zij beogen het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof te onderwerpen.
7. Vooropgesteld dient te worden dat vanaf 1 januari 2006 titel 7.17 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in werking is getreden. Ingevolge artikel 221 van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek is op de onderhavige verzekeringsovereenkomst het oude, vóór 1 januari 2006, geldende recht van toepassing.
8. Het hof leest, behoudens hierna te overwegen, in de grieven en de daarop gegeven toelichting geen andere stellingen of verweren dan die welke reeds in eerste aanleg naar voren zijn gebracht en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Het voegt daaraan nog het volgende toe.
9. In de grieven van Univé wordt bij herhaling betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bij een normaal werkende alarminstallatie de verzekeraar slechts een uiterst gering risiso loopt. Univé volstaat echter met deze bewering zonder op enige wijze te onderbouwen waarom dit oordeel onjuist zou zijn. Het hof passeert dit verweer.
De grieven op dit punt falen.
10. Het hof is dan ook van oordeel dat [geïntimeerde] er van heeft kunnen en mogen uitgaan dat er ook dekking bestaat als de - overeenkomstig de polisvoorwaarden ter beperking van de schade aangebrachte en goed onderhouden - alarminstallatie zelf uitvalt. Indien dit anders zou zijn, zou dat immers met zich brengen dat [geïntimeerde], wil hij in geval van een calamiteit als de onderhavige aanspraak op schadevergoeding kunnen maken een alarminstallatie op zijn alarminstallatie zou moeten aanbrengen, dan wel de alarminstallatie (minstens) dubbel zou moeten installeren. Dit nu schrijft de litigieuze poliswaarde niet voor.
Het hof is derhalve, met de rechtbank, van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat het Univé vrij zou staan om [geïntimeerde] niet schadeloos te stellen.
11. Het hof wijst er ten overvloede op dat artikel 6.2, tweede liggende streepje, van het Speciaal Reglement GUR 2 onder meer bepaalt dat de verzekerde verplicht is een alarminstallatie in bedrijf te houden die minimaal één keer per week op bedrijfszekerheid wordt beproefd. Het hof ziet niet in waarom deze bepaling in het Reglement is opgenomen indien het zo zou zijn dat Univé niet tot uitkering is gehouden indien de alarminstallatie niet werkt. Univé zou bij die voorgeschreven controle dan immers geen enkel belang hebben. Het hof leidt ook hieruit af dat artikel 6.2, derde liggende streepje (zoals hiervoor in rechtsoverweging 3 weergegeven) niet zo rigide dient te worden uitgelegd als door Univé gesteld.
12. Het hof verwijst voorts, eveneens ten overvloede, nog naar de bij de notitie ter comparitie gedane verwijzing naar de website van Univé waarin onder meer het volgende wordt vermeld:
Plotselinge stoornissen in uw regelapparatuur kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor uw bedrijf. De GUR voor dieren is een catastrofeverzekering die deze risico’s afdekken voor pluimvee….
Schade door dood…van dieren..die ontstaat door de plotselinge uitval of stoornis in de regelapparatuur , wordt door deze verzekering gedekt.(………..) Zelfs de gevolgen voor uw vee door het onvoorzien uitvallen van elektriciteit, gas en water op uw bedrijf vallen onder de dekking.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] uit deze informatie kunnen en mogen begrijpen dat hij er van kon uitgaan dat er ook dekking zou bestaan als de, overeenkomstig de polisvoorwaarden ter beperking van de schade aangebrachte en goed onderhouden, alarminstallatie zelf uitvalt; deze behoort immers ingevolge artikel 1.3 van het Speciaal Reglement GUR 2 tot de regelapparatuur. Wat er zij van de juistheid van het verweer van Univé dat de website niet bepalend is voor de inhoud van de overeenkomst, naar ’s hofs oordeel kan dit niet betekenen dat het Univé vrij staat op een website verwachtingen te wekken die vervolgens met een beroep op een polisbepaling niet worden bewaarheid.
Het voorwaardelijk incidenteel appel
13. Nu aan de voorwaarde waaronder het appel is ingesteld - het in stand blijven van het vonnis van de rechtbank - is voldaan zal het hof op het incidenteel appel ingaan. In dit incidenteel appel worden geen grieven voorgedragen, doch wordt slechts akte gevraagd van een wijziging van eis. Dit is, uiteraard binnen de grenzen van artikel 130 Rv, toegestaan.
14. Nu tegen de eiswijziging door Univé geen bezwaar is gemaakt zal het hof uitgaan van de gewijzigde eis en op grondslag daarvan recht doen.
Slotsom
15. De grieven zijn tevergeefs voorgedragen. Nu Univé echter inmiddels ingevolge het beroepen vonnis van 30 januari 2008 heeft meegewerkt aan de schadevaststellingsprocedure en het vastgestelde schadebedrag van € 40.762,-- aan [geïntimeerde] heeft uitgekeerd, is het dictum van het beroepen vonnis in zoverre achterhaald. Het hof zal hierna het dictum dan ook in die zin wijzigen dat Univé schadeplichtig is voor een bedrag van € 40.762,-- en gehouden is tot betaling van de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 mei 2007 tot de dag van betaling. Voor het overige zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Univé dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. (Salaris advocaat tarief IV, 1 punt)
De beslissing
Het gerechtshof:
bepaalt dat Univé gehouden is tot vergoeding van de door [geïntimeerde] geleden schade van € 40.762,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 mei 2007 tot aan de dag der voldoening;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Univé in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op 303,-- aan verschotten en € 1.631,--aan salaris van de procureur.
Aldus gewezen door mrs. Streppel, voorzitter, Verschuur en Makkinga, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 13 april 2010 in bijzijn van de griffier.