ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1293

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001160-06
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk voorhanden hebben en verkopen van grote hoeveelheden softdrugs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte was ten laste gelegd dat hij gedurende een lange periode opzettelijk grote hoeveelheden hennep en hasjiesj voorhanden had en deze bedrijfsmatig verkocht. Bij doorzoekingen op 7 december 2004 werden bij de verdachte thuis en in de coffeeshop waar hij als bedrijfsleider werkte, aanzienlijke hoeveelheden softdrugs aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat de drugs van hem waren en dat de eigenaren van de coffeeshop hiervan geen weet hadden. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de verkoop van drugs in de tenlastegelegde periode, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging voor deze periode. Echter, voor de verkoop op de laatste dag van de tenlastelegging, werd de verdachte vrijgesproken omdat er geen bewijs was dat er op die dag al verkocht was. Het hof legde een hoge geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf op. De uitspraak benadrukt de ernst van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, vooral gezien de grote hoeveelheden drugs die de verdachte voorhanden had. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001160-06
Parketnummer eerste aanleg: 19-810092-04
Arrest van 14 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 9 mei 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en een maatregel, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder A en B ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de teruggave zal gelasten van een aantal van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen en dat het hof de onttrekking aan het verkeer zal gelasten van de overige onder verdachte in beslag genomen voorwerpen zal gelasten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof heeft ter terechtzitting toegelaten dat de tenlastelegging wordt gewijzigd overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal. Als gevolg van deze wijziging is aan verdachte ten laste gelegd dat:
A
hij op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 december 2000 tot en met 7 december 2004 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voorhanden heeft gehad hoeveelheden hennep en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) van in ieder geval meer dan 500 gram, zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
B
hij op verschillende tijdstippen, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 december 2000 tot en met 7 december 2004 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft verkocht hoeveelheden hennep en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs van het onder A tenlastegelegde:
Verdachte is sinds 1 december 2001 als bedrijfsleider werkzaam in [rechtspersoon] te [plaats]. Op 7 december 2004 is bij gelegenheid van een onderzoek in het pand waarin [rechtspersoon] is gevestigd door de politie in totaal ongeveer vijftien kilo marihuana en ongeveer twee kilo hasjiesj aangetroffen. Op dezelfde dag werd in de woning van verdachte door de politie ongeveer zevenenveertig kilo marihuana en ongeveer tien kilo hasjiesj aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen hoeveelheden softdrugs van hem zijn en dat hij deze hoeveelheden zonder medeweten van zijn medeverdachten - die (kort gezegd) de bestuurders van de coffeeshop waren - in voorraad had. In het dossier zijn geen concrete aanwijzingen te vinden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de medeverdachten wetenschap hadden van de grote hoeveelheden marihuana en hasjiesj die op 7 december 2004 in de coffeeshop en bij verdachte thuis zijn aangetroffen. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij, naast de verkoop in en voor de coffeeshop, ook zelf voor eigen rekening en risico softdrugs verkocht in de coffeeshop. Volgens verdachte waren zijn medeverdachten hiervan niet op de hoogte.
Op de terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte onder meer verklaard: "Het gebeurt automatisch dat je meer hebt dan 500 gram". Het hof verstaat dat hij daarmee doelt op de hoeveelheden softdrugs die hij in de periode nadat hij bij de coffeeshop was gaan werken in voorraad had, waarbij overigens in het midden blijft op welke locatie deze voorraad werd gehouden.
Verdachte heeft ook verklaard dat zijn broer, [getuige], hem hielp bij de inkoop van weed. Hij heeft hierover onder meer verklaard: "Als hij een kilo weed ergens heeft gekocht dan koop ik het van hem." Deze verklaring vindt steun in de verklaringen van [getuige], die onder meer heeft verklaard dat hij wel eens één of twee kilo weed koopt en dat, wanneer hij wat heeft ingekocht, zijn broer - verdachte dus - beslist hoe het wordt verkocht in de coffeeshop.
Uit het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien vloeit naar het oordeel van het hof voort dat verdachte, anders dan in zijn rol als bedrijfsleider van [rechtspersoon] te [plaats], niet alleen op 7 december 2004 maar ook op verschillende momenten daaraan voorafgaand een hoeveelheid softdrugs van meer dan 500 gram voorhanden heeft gehad.
Overwegingen ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie en ten aanzien van het bewijs van het onder B tenlastegelegde:
Nu het dossier geen concrete en specifieke aanwijzingen bevat dat er, voorafgaand aan 7 december 2004, eerder sprake is geweest van schending van de in casu geldende gedoogcriteria1 door [rechtspersoon] te [plaats], houdt het hof het ervoor dat het moment waarop in deze strafzaak doorzoekingen werden gedaan - te weten in de vroege morgen van 7 december 2004 - het eerste tijdstip oplevert waarop aantoonbaar en bewijsbaar sprake is van schending van deze criteria.
Het is derhalve deze datum die het hof aanneemt als het begin van de termijn waarop [rechtspersoon] de bescherming die verbonden is aan het gedoogbeleid moet ontberen.
Concreet betekent dit dat naar het oordeel van het hof eerst vanaf deze datum sprake kan zijn van een als vervolgbaar aan te duiden handel in softdrugs vanuit de coffeeshop.
Tenlastegelegd onder B is - kort gezegd - dat verdachte al dan niet alleen bedrijfsmatig hennep en/of hasjiesj verkocht gedurende de periode van 1 december 2000 tot en met 7 december 2004. Zoals hiervoor is overwogen kan naar het oordeel van het hof eerst sprake zijn van een niet meer onder een gedoogbeleid vallende - en om die reden vervolgbare - verkoop vanaf 7 december 2004.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat wat betreft de tenlastegelegde periode van 1 december 2000 tot 7 december 2004 de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Voor zover de advocaat-generaal heeft willen betogen dat de schending van de gedoogcriteria met terugwerkende kracht de vervolgbaarheid doet herleven, volgt het hof haar daarin niet.
Resteert van de tenlastegelegde periode de datum van 7 december 2004.
Het hof stelt vast dat de doorzoekingen op 7 december 2004 hebben plaatsgevonden in de vroege ochtenduren. Nu er geen bewijs voorhanden is dat er op deze dag (7 december 2004) vanuit [rechtspersoon] te [plaats] al verkoop heeft plaatsgevonden van (gebruikers-)hoeveelheden softdrugs, is het hof van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken voor zover het betreft de onder B tenlastegelegde verkoop van hoeveelheden hennep en/of hasjiesj op 7 december 2004.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
A
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 december 2001 tot en met 7 december 2004 in de gemeente [gemeente] opzettelijk voorhanden heeft gehad hoeveelheden hennep en hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) van meer dan 500 gram, zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder A meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
ten aanzien van het onder A bewezenverklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, meermalen gepleegd;
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, ondanks zijn positie als bedrijfsleider in [rechtspersoon] te [plaats], op verschillende momenten gedurende een lange periode softdrugs, zijnde een stof die schadelijk kan zijn voor de gebruikers daarvan voorhanden gehad. Op 7 december 2004 had verdachte een exorbitant grote hoeveelheid hennepproducten voorhanden. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen
- de hennepproducten - brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen daaraan op grote schaal bijgedragen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 februari 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof acht oplegging van een geldboete meer op zijn plaats dan oplegging van een werkstraf, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Het gaat hier immers om feiten die de verdachte heeft gepleegd om financieel gewin te behalen, zodat bestraffing op het financiële vlak door het hof als meer passend wordt aangemerkt.
Gelet op de aard en omvang van de bewezenverklaarde feiten, en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn financiële situatie voor zover daarvan uit het dossier en de behandeling ter zitting is gebleken, acht het hof oplegging van na te melden geldboete passend en geboden.
Teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen zal het hof tevens de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Onttrekking aan het verkeer
De navolgende onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken, nu deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Voorts zijn deze voorwerpen aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten en kunnen zij dienen tot het begaan of het voorbereiden van soortgelijke feiten.
- 1 stk pepperspray, kleur bruin, protect anti-dog nr. 1005;
- 2 stk pepperspray, kleur bruin, protect anti-dog nr. 1006;
- 9 stk pepperspray, kleur bruin, protect anti-dog nr. 2102;
- 1 stk pepperspray, kleur zwart, nr. sicher nr. 01615 nr. 2002;
- 1 stk pepperspray, kleur bruin, protect anti-dog;
- 1 stk overige onbenoembaar, kleur grijs, wjdkx993ci nr. 4015 geldtelmachine;
- 1 stk vuurwerk, kleur zwart, flashing thunder nr. 3101;
- 1 stk weegschaal, kleur grijs, mettler countpac-m nr. 3301;
- 1 ds ventilator, kleur groen, mini nr. 3003;
- 1 stk overige onbenoembaar, kleur groen, impulse sealer nr. 3004, klein seal apparaat;
- 1 stk overige onbenoembaar, kleur groen, impulse sealer nr. 3005, groot seal apparaat;
- 1 st hennep.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36b, 36c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart ten aanzien van hetgeen onder B is ten laste gelegd voor zover het betreft de ten laste gelegde periode van 1 december 2000 tot 7 december 2004 de officier van justitie niet ontvankelijkheid in de vervolging;
verklaart het verdachte onder B ten laste gelegde voor zover het de hem verweten gedraging op 7 december 2004 betreft niet bewezen en spreek hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder A ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder A meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van twintigduizend euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdvijfendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 stk enveloppen, kleur wit;
- 1 stk pil, kleur wit;
- stacker fat-burn, nr. 4004;
- potje pillen fat burners;
- 1 videoband en div. rekeningen [naam];
verklaart aan het verkeer onttrokken:
- 1 stk pepperspray, kleur bruin, protect anti-dog nr. 1005;
- 2 stk pepperspray, kleur bruin, protect anti-dog nr. 1006;
- 9 stk pepperspray, kleur bruin, protect anti-dog nr. 2102;
- 1 stk pepperspray, kleur zwart, nr. sicher nr. 01615 nr. 2002;
- 1 stk pepperspray, kleur bruin, protect anti-dog;
- 1 stk overige onbenoembaar, kleur grijs, wjdkx993ci nr. 4015 geldtelmachine;
- 1 stk vuurwerk, kleur zwart, flashing thunder nr. 3101;
- 1 stk weegschaal, kleur grijs, mettler countpac-m nr. 3301;
- 1 ds ventilator, kleur groen, mini nr. 3003;
- 1 stk overige onbenoembaar, kleur groen, impulse sealer nr. 3004, klein seal apparaat;
- 1 stk overige onbenoembaar, kleur groen, impulse sealer nr. 3005, groot seal apparaat;
- 1 st hennep.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.
1 Zoals opgenomen in de aanwijzing Opiumwet d.d. 2 november 2000, stcrt 250