ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1288
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken door gebrek aan bewijs en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 14 april 2010, stond de verdachte terecht in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte was beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk voorhanden hebben en verkopen van grote hoeveelheden hennep en hasjiesj door een coffeeshop. De tenlastelegging bestond uit twee onderdelen: (A) feitelijk leidinggeven aan het voorhanden hebben van softdrugs en (B) feitelijk leidinggeven aan de verkoop van softdrugs. Tijdens de doorzoekingen op 7 december 2004 werden aanzienlijke hoeveelheden softdrugs aangetroffen, maar de medeverdachte verklaarde dat deze zonder medeweten van de verdachte in voorraad waren. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de grote hoeveelheden drugs en dat de aanwezigheid van deze drugs niet kon worden toegerekend aan de rechtspersoon. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het onder A tenlastegelegde. Wat betreft het onder B tenlastegelegde, oordeelde het hof dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vervolging voor de periode van 1 december 2000 tot 7 december 2004, omdat er geen bewijs was van overtreding van de gedoogcriteria. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van beide tenlasteleggingen, waarbij het hof benadrukte dat er geen bewijs was dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de verkoop van softdrugs op de relevante data.