parketnummer: 24-000088-10
parketnummer eerste aanleg: 17-820010-10
Arrest van 9 april 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 8 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van de verdachte, mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van de verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder
1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2010 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Fucking kanker popo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2010 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente],, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 3] (brigadier van politie), verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan belediging van hoofdagent [verbalisant 1]. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van dit feit bepleit, op de grond dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, nu er enkel een aangifte van [verbalisant 1] is en die aangifte niet wordt ondersteund door enige verklaring van de destijds eveneens ter plaatse aanwezige verbalisant [verbalisant 3]. Voorts berust de de-auditu-verklaring van de verbalisant [verbalisant 2] enkel op hetgeen [verbalisant 1] aan [verbalisant 2] heeft verklaard, aldus de raadsman.
Het hof stelt voorop dat het verweer dat sprake is van onvoldoende wettig bewijs, feitelijke en juridische grondslag mist. Dit gelet op de bijzondere bewijskracht die krachtens artikel 344 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering toekomt aan het (mede) door de verbalisant [verbalisant 1] opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, waarin [verbalisant 1] heeft gerelateerd te hebben waargenomen dat de verdachte haar op 1 januari 2010 te [plaats] de woorden "Fucking kanker popo" heeft toegevoegd. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan deze waarneming van verbalisant [verbalisant 1], mede nu zij door opleiding en ervaring bovengemiddeld capabel is op het gebied van waarneming, ook onder (enigszins) hectische omstandigheden. Daarnaast merkt het hof op dat de omstandigheid dat door de eveneens ter plaatse aanwezige verbalisant [verbalisant 3] niet een verklaring is afgelegd die de waarneming van [verbalisant 1] zou kunnen ondersteunen, niet inhoudt dat bedoelde bewoordingen niet gebezigd zijn door de verdachte. [verbalisant 3] hoeft die beledigende bewoordingen immers niet noodzakelijkerwijs te hebben gehoord.
Het is mogelijk dat zijn aandacht op anderen gericht was of dat de door de verdachte gebruikte bewoordingen niet binnen het gehoorbereik van [verbalisant 3] vielen.
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan wederspannigheid.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van dit feit bepleit, op de grond dat het destijds voor de verdachte ten gevolge van de omstandigheid dat hij kampte met een gebroken arm feitelijk onmogelijk was om zich te verzetten en te bewegen in een andere richting dan die waarin de verbalisanten hem wilden geleiden.
Met betrekking tot dit verweer overweegt het hof dat het hof geen aanleiding heeft om te twijfelen aan hetgeen in het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte is gerelateerd met betrekking tot de feitelijke gang van zaken bij die aanhouding.
Daarnaast is niet aannemelijk gemaakt of geworden dat het voor de verdachte ten gevolge van de omstandigheid dat hij kampte met een gebroken arm feitelijk onmogelijk was om zich te verzetten en te bewegen in een andere richting dan die waarin de verbalisanten hem wilden geleiden.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof de door de raadsman aangevoerde bewijsverweren.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 januari 2010 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie), gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Fucking kanker popo", terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 1 januari 2010 te [plaats], in de gemeente [gemeente], toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie), verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een in kracht van gewijsde gegane veroordeling van de schuldige wegens eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening;
wederspannigheid, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een in kracht van gewijsde gegane veroordeling van de schuldige wegens wederspannigheid.
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een politiefunctionaris en aan verzet tegen zijn daarop volgende aanhouding door politiefunctionarissen.
De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de betreffende politiefunctionaris(sen), hij heeft het gezag van de politie ondermijnd en de desbetreffende agent in haar eer en goede naam aangetast.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 maart 2010 ten nadele van de verdachte dat hij eerder is veroordeeld ter zake van wederspannigheid en dat hij reeds meerdere keren is veroordeeld ter zake van belediging.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het strafdossier en ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten van oordeel dat de strafmodaliteit en de duur daarvan die door de politierechter is opgelegd en die eveneens is gevorderd door de advocaat-generaal, noodzakelijk en geboden is.
Het hof zal derhalve eveneens overgaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 43a, 57, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest te ondertekenen.