ECLI:NL:GHLEE:2010:BM0924

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000262-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor wederspannigheid en mishandeling van politieambtenaren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling door de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is beschuldigd van wederspannigheid en mishandeling van politieambtenaren. De feiten vonden plaats op 1 januari 2010, toen de verdachte werd aangehouden door in uniform geklede politieambtenaren van Regiopolitie Groningen. De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding door te rukken en te trekken, en heeft bovendien een elleboogstoot gegeven aan een van de agenten, wat leidde tot letsel. De politierechter heeft de verdachte veroordeeld, maar de verdachte is in hoger beroep gegaan.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, en dat de vordering van de benadeelde partij volledig zou worden toegewezen. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk de agent had mishandeld, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Wel is de wederspannigheid bewezen verklaard.

Het hof heeft de verdachte een taakstraf opgelegd van 40 uren, met de mogelijkheid van 20 dagen vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en de kosten van het geding zijn voor rekening van de benadeelde partij gesteld. Het hof heeft zijn beslissing gemotiveerd op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 24-000262-10
parketnummer eerste aanleg: 18-800008-10
Arrest van 9 april 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 14 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van de verdachte, mr. K.B. Spoelstra, advocaat te Groningen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van de verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder
1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Voort heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2010, in de gemeente [gemeente], toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5], (allen) hoofdagent van Regiopolitie Groningen en/of [verbalisant 6], brigadier van Regiopolitie Groningen, verdachte,
als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of door zich los te trekken en/of door die [verbalisant 5] een elleboogstoot in haar gezicht te geven;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2010, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [verbalisant 5], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, een elleboogstoot in haar gezicht heeft gegeven, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak ter zake van feit 2
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 2 aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof grondt deze beslissing op de omstandigheid dat de verdachte het opzet op mishandeling van hoofdagent [verbalisant 5] heeft ontkend - in het bijzonder dat hij opzettelijk een elleboogstoot in haar gezicht heeft gegeven - en dat het hof uit de overige in het strafdossier aanwezige bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft kunnen verkrijgen voor de aanwezigheid van dat opzet.
Eén en ander leidt tevens tot een partiële vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven.
Bewezenverklaring van feit 1
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2010 in de gemeente [gemeente], toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 5], beiden hoofdagent van Regiopolitie Groningen en [verbalisant 6], brigadier van Regiopolitie Groningen, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die genoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en door zich los te trekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
wederspannigheid.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verzet tegen zijn aanhouding door politiefunctionarissen. De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de betreffende politiefunctionarissen en heeft het gezag van de politie ondermijnd.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 maart 2010 ten nadele van de verdachte dat hij reeds meerdere keren is veroordeeld ter zake van wederspannigheid.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het strafdossier en ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van hierna te noemen duur dient te worden opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij dient in verband met de partiële vrijspraak van de verdachte ter zake van feit 1 en de algehele vrijspraak van de verdachte ter zake van feit 2 niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 180 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest te ondertekenen.