ECLI:NL:GHLEE:2010:BM0919

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002402-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met recidive

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor het plegen van (winkel)diefstal van een rasp op 31 juli 2009. De politierechter had een onvoorwaardelijke straf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal, maar besloot om een voorwaardelijke gevangenisstraf van dertig dagen op te leggen, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht contact met de reclassering. Daarnaast werd een werkstraf van dertig uren opgelegd, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht.

Het hof overwoog dat, hoewel het bewezen verklaarde feit in combinatie met de recidive van de verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zou rechtvaardigen, het belangrijk was om de positieve ontwikkeling in de persoonlijke situatie van de verdachte niet te belemmeren. De verdachte had in de afgelopen jaren delictgedrag vertoond, maar zijn leven was inmiddels redelijk op orde. Het hof vond het noodzakelijk om reclasseringstoezicht op te leggen ter voorkoming van verdere recidive. De beslissing van het hof was gebaseerd op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof concludeerde dat de opgelegde straf passend was en recht deed aan de situatie van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 24-002402-09
parketnummer eerste aanleg: 17-820355-09
Arrest van 9 april 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 25 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met de reclassering, alsmede tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit of bij een winkel heeft weggenomen (onder meer) een rasp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [straat] aldaar), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 31 juli 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk (onder meer) een rasp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] (gevestigd aan de [straat] aldaar), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toege?igend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 juli 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel heeft weggenomen een rasp, toebehorende aan winkelbedrijf [naam], gevestigd aan de [straat] aldaar.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van winkeldiefstal.
Dergelijke vermogenscriminaliteit veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor het betrokken winkelbedrijf.
De verdachte heeft kennelijk gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof hanteert ter zake van een dergelijk delict ori?ntatiepunten voor straftoemeting die - bij de mate van recidive zoals bij de verdachte het geval is - de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf impliceren.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 maart 2010 blijkt ten nadele van de verdachte dat hij reeds meerdere keren is veroordeeld ter zake van (winkel)diefstal.
Het hof heeft tevens gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens uit het strafdossier is gebleken.
Daaruit blijkt dat het leven van de verdachte - na een minder florissante periode - thans weer redelijk op orde is, zij het dat de verdachte op dit moment werkzoekende is en dat hij in de afgelopen jaren delictgedrag heeft vertoond. Het hof acht het daarom - ter voorkoming van verdere recidive - geboden dat aan de verdachte een voorwaardelijke straf wordt opgelegd en dat daarbij - ter ondersteuning van de verdachte - reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd.
Alhoewel het bewezen verklaarde feit, in combinatie met de mate van recidive die de verdachte vertoont, in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zou rechtvaardigen, zal het hof een dergelijke straf niet opleggen. Dit om de huidige opgaande lijn in de persoonlijke situatie van de verdachte niet te belemmeren of te doorbreken.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te noemen duur passend en geboden is. Het hof zal daarnaast tevens een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen aan de verdachte.
Het hof zal daarbij een werkstraf opleggen van langere duur dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat de ge?iste straf naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan het bewezen verklaarde feit en met name het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit geïndiceerd acht.
Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen;
beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
vijftien dagen zal worden toegepast;
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest te ondertekenen.