ECLI:NL:GHLEE:2010:BL9710

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001839-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal en rijden onder invloed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 31 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal van computerapparatuur uit een verpleeghuis en voor het rijden onder invloed van alcohol. De politierechter had hem een straf, een maatregel en bijkomende straffen opgelegd. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verklaard dat hij gemachtigd was om de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van één maand en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor zes maanden. Daarnaast werd verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto en teruggave van de schoenen aan de verdachte gevorderd. De benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal, had een vordering ingediend die door het hof werd toegewezen.

Het hof oordeelde dat de vordering tot schadevergoeding toewijsbaar was, aangezien de benadeelde partij rechtstreeks schade had geleden en er geen bewijs was dat deze schade al vergoed was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht. De verdachte werd schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Tevens werd de inbeslaggenomen auto verbeurd verklaard en de teruggave van de schoenen gelast. De benadeelde partij werd in het gelijk gesteld en de verdachte werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001839-07
Parketnummer eerste aanleg: 18-650519-07
Arrest van 31 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 5 juli 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. A. Allersma, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, tot een maatregel en tot bijkomende straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand en ten aanzien van feit 2 tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen auto verbeurd zal worden verklaard, dat de inbeslag genomen schoenen aan verdachte zullen worden teruggegeven en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2006 tot en met 7 oktober 2006, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meerdere kantoorruimte(s) van verpleeghuis [instelling] heeft weggenomen een of meerdere computerbeeldscherm(en) en/of een of meerdere toetsenbord(en) en/of een of meerdere mui(s)(zen) en/of een of meerdere netwerkkastje(s) en/of een computerkast, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan stichting [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2006, in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 555 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs welke voor het besturen van dat motorrijtuig was vereist.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 6 oktober 2006 tot en met 7 oktober 2006, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit kantoorruimtes van verpleeghuis [instelling] heeft weggenomen computerbeeldschermen en toetsenborden en muizen en netwerkkastjes en een computerkast, toebehorende aan stichting [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming;
2.
hij op 26 november 2006, in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 555 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs welke voor het besturen van dat motorrijtuig was vereist.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming;
feit 2: overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van computerapparatuur uit een verpleeghuis te Groningen. Door zo te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de rechthebbende. Het hof neemt daarbij - ten bezware van verdachte - tevens in aanmerking dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het in hem gesteld vertrouwen op grond waarvan hem, als glazenwasser, de toegang was verleend tot het betreffende pand. Daarnaast heeft verdachte onder invloed van alcohol een auto bestuurd, terwijl hij geen rijbewijs had.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 januari 2010 blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder ook wegens soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande, daarbij tevens rekening houdende met het ad informandum ten laste gelegde feit, acht het hof de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden. Nu verdachte blijkens voornoemd uittreksel recent voor soortgelijke feiten is veroordeeld, ziet het hof geen aanleiding om aan verdachte een werkstraf op te leggen in plaats van een gevangenisstraf en de rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen, zoals de raadsman heeft betoogd.
Verbeurdverklaring
Het hof zal de inbeslaggenomen auto, VW Golf met het kenteken [kenteken], verbeurdverklaren. Met betrekking tot dat voorwerp is het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit begaan, terwijl uit het onderzoek terechtzitting is gebleken dat de auto toebehoort aan verdachte.
Teruggave in beslaggenomen voorwerpen
Het hof zal teruggave gelasten van de in beslaggenomen schoenen, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde], locatie [instelling], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering (ten bedrage van € 3.575,97) geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg toegewezen vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Anders dan de advocaat-generaal en de raadsman, is het hof van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding toewijsbaar is. Aan de benadeelde partij is rechtstreeks schade toegebracht. Niet is gebleken dat deze schade reeds (door de verzekering) is vergoed. Dat de benadeelde partij er kennelijk voor heeft gekozen om verdachte aansprakelijk te stellen voor de schade in plaats van de verzekeringsmaatschappij aan te spreken, staat haar vrij.
Het hof zal verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt. Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
verklaart verbeurd:
auto, VW Golf, kenteken [kenteken];
gelast de teruggave aan verdachte van:
2 schoenen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], Locatie [instelling], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van drieduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro en zevenennegentig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van drieduizend vijfhonderdvijfenzeventig euro en zevenennegentig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], Locatie [instelling], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfenveertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier.