ECLI:NL:GHLEE:2010:BL9529

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002397-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van levensgezel met een fles wijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte is beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige partner door een fles wijn naar haar te gooien, wat resulteerde in letsel aan haar benen. De feiten vonden plaats op 10 november 2007, tijdens een ruzie tussen de verdachte en zijn partner. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, omdat hij vreesde voor een wederrechtelijke aanranding door zijn partner. Het hof heeft dit beroep op noodweer en noodweerexces verworpen, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke bedreiging.

De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van veertig uren, waarvan twintig uren voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van € 808,12 betalen aan de benadeelde partij. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de immateriële schade heeft vastgesteld op € 250,00. De overige vorderingen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet eenvoudig te koppelen waren aan het bewezen verklaarde feit. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere strafblad, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de gevolgen voor het slachtoffer, en het hof heeft de straf zodanig bepaald dat deze recht doet aan de gepleegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002397-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-605088-08
Arrest van 29 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
22 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een maatregel en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van veertig uren waarvan twintig uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1427,80 zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 10 november 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde] (zijn levensgezel), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- de nek van die [benadeelde] heeft omklemd en/of heeft dichtgeknepen en/of
- een fles wijn in de richting van die [benadeelde] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 10 november 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [benadeelde], aan het haar heeft getrokken en/of de nek heeft omklemd en/of de nek heeft dicht geknepen en/of een fles wijn tegen de benen heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 november 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], zijn levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een fles wijn in de richting van die [benadeelde] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Strafbaarheid
Ter terechtzitting van het hof is door de verdachte een beroep op noodweer, subsidiair noodweerexces gedaan. De verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat er sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging tegen de angst voor een directe wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf na de klappen die [benadeelde] hem in zijn nek gaf.
Op grond van de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, stelt het hof de navolgende gang van zaken vast.
Op 10 november 2007 ontstaat er een ruzie tussen verdachte en zijn toenmalige partner,
[benadeelde]. [benadeelde] pakt tijdens de ruzie de GSM van verdachte af. Er ontstaat een handgemeen waarbij verdachte zijn partner bij haar nek beetpakt teneinde de GSM te bemachtigen. Verdachte duwt zijn partner vervolgens tegen de muur van de hal.
Verdachte is voornemens om het huis te verlaten, maar zijn partner belet hem dat.
Op het moment dat verdachte op een stoel zijn schoenen aantrekt, geeft zijn partner hem een aantal klappen in zijn nek. Hierdoor verliest verdachte een kort moment zijn bewustzijn en valt van zijn stoel op de grond. Verdachte zegt dat hij op dat moment geen gevoel meer in zijn benen heeft. Terwijl verdachte op de grond ligt, gaat zijn partner op de bank zitten. Verdachte pakt een fles wijn en gooit deze, terwijl hij op de grond ligt, in de richting van het lichaam van zijn partner. De fles wijn raakt de benen van zijn partner en gaat kapot.
Het hof stelt vast dat [benadeelde] op het moment dat zij op de bank zit, geen aanstalten maakt om geweld jegens verdachte toe te passen.
Het hof is op grond van bovenstaande feitelijke gang van zaken van oordeel dat op het moment dat verdachte op de grond ligt en de fles wijn gooit, geen sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [benadeelde].
Verdachte heeft aangevoerd dat hij, gelet op het gedrag van zijn partner in het verleden, bang was dat zijn partner opnieuw geweld op hem zou uitoefenen nadat zij hem had geslagen en op de bank was gaan zitten. Het hof merkt op dat verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat zijn partner in het verleden wel eens zijn autosleutels afpakte en hem de toegang tot haar woning weigerde door de deur op slot te doen, maar nooit eerder fysiek geweld tegen hem gebruikt heeft. De enkele angst van verdachte die niet voort kan komen uit eerder gedrag van aangeefster, kan niet gezien worden als een vrees voor een wederrechtelijke aanranding die een dergelijke "verdediging" als door verdachte gedaan, rechtvaardigen.
Het hof verwerpt derhalve het beroep op noodweer. Nu van een noodweersituatie geen sprake is, wordt het beroep op noodweerexces eveneens verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 10 november 2007 tijdens een ruzie tussen hem en zijn toenmalige partner, [benadeelde], een fles wijn in de richting van haar lichaam gegooid. Deze fles wijn raakte haar benen en is daarbij gebroken. [benadeelde] heeft ten gevolge van de glasscherven letsel aan haar been opgelopen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van [benadeelde] geschonden.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 30 december 2009 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met hetgeen de verdachte ter terechtzitting van het hof heeft aangevoerd met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden en met hetgeen daaromtrent uit het door de Reclassering Nederland over verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport, d.d. 14 april 2008, is gebleken. Uit dit rapport blijkt onder meer dat verdachte het protocol huiselijk geweld met goed gevolg heeft doorlopen.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf, te weten een werkstraf voor de duur van veertig uren waarvan twintig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Met het voorwaardelijk strafdeel beoogt het hof verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering tot een bedrag van ? 2.129,63 is toegewezen en dat zij niet-ontvankelijk is verklaard in het meer of anders gevorderde. [benadeelde] heeft zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering tot schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
1. immateriële schadevergoeding (verwondingen) € 1.401,83;
2. reiskosten ziekenhuis/ huisartsenpost € 17,28;
3. reiskosten huisarts € 11,52;
4. apotheek € 10,08;
6. vervanging sloten € 289,25;
7. reiniging tapijt € 263,59;
8. reiniging bank € 294,53;
9. vervanging lederen bank € 1.559,00;
10. verlies no-claim € 255,00;
11. kosten onderzoek / specialist € 130,80;
12. opname vrije uren € 236,90;
Totaal € 4.469,78.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij bestreden en heeft daartoe aangevoerd dat het causale verband tussen het bewezen verklaarde en de door de benadeelde partij gestelde materiële en immateriële schade niet voldoende is vast te stellen, mede gelet op het feit dat de benadeelde partij pas twee weken na het incident geneeskundige hulp heeft gezocht.
Het hof acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij ter zake van het bewezen verklaarde schade heeft geleden door het reinigen van het tapijt en het reinigen van de bank (betreft de posten 7 en 8). Het hof zal, nu deze posten het hof ook niet onbillijk of ongegrond voorkomen, de terzake gevorderde schadevergoeding, zijnde een bedrag van respectievelijk
€ 263,59 en € 294,53, toewijzen.
Ten aanzien van het resterende materiële deel van de vordering, bestaande uit de posten 2, 3, 4, 6, 9, 10, 11 en 12, is naar het oordeel van het hof niet zonder meer eenvoudig vast te stellen dat deze schade rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van de immateriële schade vordert de benadeelde partij een bedrag van
€ 1.401,83. Gelet op de gevolgen van het bewezen verklaarde feit voor de benadeelde partij, te weten verwondingen aan het been, zal het hof de immateriële schade waarderen op een bedrag van € 250,00.
Gelet op het voorgaande zal het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toewijzen tot een totaalbedrag van € 808,12, vermeerderd met de wettelijke rente. Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte dient, als de (deels) in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 808,12, vermeerderd met de wettelijke rente, die door het primair bewezen verklaarde strafbaar feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot twintig uren, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van achthonderdacht euro en twaalf cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2007 tot aan de dag van algehele voldoening;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van achthonderdacht euro en twaalf cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2007 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zestien dagen zal worden toegepast indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier. Mr. Niezink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.