ECLI:NL:GHLEE:2010:BL9392

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002726-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval en ongeldig rijbewijs: schuldvraag en strafoplegging

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval waarbij de verdachte, een beginnende bestuurder, betrokken was. Op 24 juli 2008 verloor hij de controle over zijn auto na het doorrijden van een flauwe bocht, waardoor hij met zijn voertuig in de berm terechtkwam en tegen bomen botste. Dit resulteerde in de dood van een inzittende en zwaar lichamelijk letsel van een andere inzittende. De verdachte reed met een snelheid die hoger was dan de toegestane maximumsnelheid en had voorafgaand aan het ongeval alcohol genuttigd. Het hof oordeelt dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen en rekent hem aan dat hij een auto bestuurde terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdediging betoogde dat niet kon worden vastgesteld dat de mededeling van het CBR over de ongeldigverklaring van het rijbewijs tijdig was ontvangen, maar het hof verwerpt dit verweer. Het besluit van het CBR was aangetekend verzonden en niet retour gekomen, waardoor de verdachte geacht werd op de hoogte te zijn van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter en legt een werkstraf op van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf af.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002726-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-653256-08 en 18-650171-08 (tul)
Arrest van 26 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 5 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de eerder bij vonnis van de politierechter in Groningen opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken te geven, een werkstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis zal gelasten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2008, in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof betoogd - zakelijk weergegeven - dat niet kan worden vastgesteld dat het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheid (verder: CBR) van 14 juli 2008, waarbij het rijbewijs van verdachte ongeldig werd verklaard met ingang van 21 juli 2008, per post is bezorgd op het GBA-adres van verdachte vóórdat verdachte op 24 juli 2008 een auto heeft bestuurd op de [straat] in Groningen. Ter onderbouwing van dit betoog heeft de raadsman aangevoerd dat niet uit bewijsstukken blijkt dat het besluit per gewone of aangetekende post aan verdachte is verzonden of bezorgd. De enkele mededeling van het CBR dat het besluit aangetekend is verstuurd en niet is geretourneerd is volgens de raadsman onvoldoende om zulks te bewijzen. Volgens de raadsman kan niet vastgesteld worden dat verdachte op 24 juli 2008 wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, temeer nu op het adres van verdachte meerdere mensen toegang hadden tot de post. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek heeft het CBR op 5 september 2008 schriftelijk medegedeeld dat het besluit van 14 juli 2008, waarbij het rijbewijs van verdachte ongeldig werd verklaard met ingang van 21 juli 2008, aangetekend is verzonden naar het adres [adres] te [woonplaats]. Het CBR heeft voorts medegedeeld dat het aangetekend verzonden besluit niet retour is gekomen naar het CBR.
Verdachte staat sinds 10 augustus 2007 in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats]. Dit adres heeft hij bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie op 25 juli 2008 ook als zijn woonadres opgegeven. Voorts heeft verdachte ter zitting van de politierechter desgevraagd verklaard dat hij "daar" woonde, hetgeen het hof - gelet op de context van zijn verklaring - begrijpt als dat verdachte heeft verklaard dat hij in de periode vanaf 14 juli 2008 daadwerkelijk op dat adres woonde. Verdachte heeft ter zitting van de politierechter verder verklaard dat hij "soms wel erg slordig is met zijn post". Uit het dossier blijkt overigens dat zowel de inleidende dagvaarding als de appeldagvaarding op dit adres aan verdachte zijn betekend en dat zij verdachte in beide gevallen hebben bereikt.
Blijkens een openbare bron, te weten de website www.tnt.nl, wordt een aangetekend poststuk - of dat nu 'gewoon aangetekend' of 'aangetekend met handtekening retour' wordt verstuurd - door TNT Post in een speciaal beveiligd postproces verwerkt en de volgende werkdag persoonlijk bij de geadresseerde afgegeven.
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat het besluit van het CBR van 14 juli 2008 (ruim) vóór 24 juli 2008, toen verdachte als bestuurder van een auto werd aangetroffen, door het CBR aangetekend is verzonden naar het adres waar verdachte daadwerkelijk woonde en niet retour is gekomen. Gesteld noch gebleken is waarom niet kan worden afgegaan op de mededeling hieromtrent van het CBR. Uit deze vaststelling volgt dat verdachte toen hij op 24 juli 2008 optrad als bestuurder van een auto, redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, tenzij er sprake was van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel nopen. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. De enkele, niet nader onderbouwde, stelling dat meerdere mensen op het woonadres van verdachte toegang hadden tot de post geldt niet als een dergelijke omstandigheid, temeer nu verdachte zelf verklaard heeft soms erg slordig te zijn met zijn post.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 juli 2008, in de gemeente [gemeente], terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 24 juli 2008 schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994 door een personenauto te besturen, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte heeft daarmee een tegen hem genomen administratieve maatregel, welke in het leven is geroepen om de verkeersveiligheid te beschermen, genegeerd.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 februari 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten.
Gezien het voorgaande - in samenhang en onderling verband beschouwd - zal aan verdachte de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf van na te melden duur worden opgelegd, welke straf passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Groningen van 12 juni 2008 is veroordeelde veroordeeld tot (onder meer) gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 27 juni 2008, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft op 10 september 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het hof acht in dit geval geen termen aanwezig de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te bevelen of in plaats daarvan een werkstraf voor de door de advocaat-generaal gevorderde duur te gelasten en zal de vordering derhalve afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 12 juni 2008.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. P.W.M. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. P.W.M. Huisman buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.