ECLI:NL:GHLEE:2010:BL9389

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001844-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling en bedreiging in een café

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging. De feiten dateren van 18 juli 2002, toen de verdachte in een café een barmedewerkster met een barkruk tegen haar onderarm sloeg en bedreigende woorden richtte aan een cafébezoeker die te hulp schoot. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 400,-, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de mishandeling en bedreiging wettig en overtuigend bewezen, en heeft de verdachte strafbaar verklaard.

De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof heeft rekening gehouden met een uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit bleek dat de verdachte eerder was veroordeeld voor andere strafbare feiten. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 400,-, met de bepaling dat vervangende hechtenis voor acht dagen zal worden toegepast indien de boete niet wordt betaald.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001844-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-051059-02
Arrest van 26 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 7 maart 2003 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 400,-, subsidiair acht dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2002 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft gestompt en/of geslagen en/of met een barkruk heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2002 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Je zit in mijn hoofd en ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 juli 2002 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], met een barkruk heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 18 juli 2002 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Je zit in mijn hoofd en ik maak je dood".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
mishandeling;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 18 juli 2002 in café [naam bedrijf] te [plaats] barmedewerkster [slachtoffer 1] mishandeld. Verdachte heeft een barkruk gepakt, en vervolgens met deze barkruk tegen de onderarm van aangeefster geslagen. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Daarnaast heeft verdachte jegens een bezoeker van dit café, die de barmedewerkster te hulp schoot, bedreigende taal geuit.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 februari 2010, waaruit blijkt dat verdachte in een verder verleden is veroordeeld voor (andersoortige) strafbare feiten.
Gezien het voorgaande - in samenhang en onderling verband beschouwd -, alsmede gelet op de ouderdom van de bewezenverklaarde feiten, zal aan verdachte de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte worden opgelegd, welke straf passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vierhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. P.W.M. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. P.W.M. Huisman buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.