ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7636

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001365-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in park met mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van poging tot doodslag nadat hij op 7 november 2008 in een park in Groningen met een mes op een medemens instak, nadat deze hem in het gezicht had geslagen. Het slachtoffer raakte gewond, maar de uitvoering van het voorgenomen misdrijf werd niet voltooid. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 10 november 2009, 26 januari 2010 en 10 maart 2010, heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof oordeelde dat de verdachte blijk had gegeven van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en het leven van het slachtoffer, vooral gezien de locatie en de tijd van de daad.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 427,00 toegewezen. Het hof oordeelde dat de benadeelde partij materiële schade had geleden en dat de verdachte aansprakelijk was voor deze schade. De verdachte werd ook veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij. Het hof gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken, die de verdachte had gekregen voor eerdere strafbare feiten. Het arrest benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001365-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670449-08 en 18-652272-08 (TUL)
Arrest van 12 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 20 mei 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
postadres: [postadres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichtingen Overijssel (PPC) te Zwolle,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf. De rechtbank heeft voorts op de vordering van een benadeelde partij, en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep op 10 november 2009, 26 januari 2010 en 10 maart 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangensisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek. De advocaat-generaal vordert tevens toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangensisstraf voor de duur van twee weken. De advocaat-generaal vordert ten slotte toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 427,00, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte voor dat bedrag, subsidiair acht dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 07 november 2008, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 07 november 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 07 november 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in diens lichaam heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair:
hij op 07 november 2008, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] meerdere malen met een mes, in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: poging tot doodslag.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag jegens [benadeelde] door met een mes op die [benadeelde] in te steken, onder meer in diens zij. Verdachte was kort daarvoor door [benadeelde] in het gezicht geslagen, en er had zich een handgemeen tussen hen beiden afgespeeld.
Het hof rekent verdachte aan dat hij, op klaarlichte dag in een park in [plaats] waar op dat moment in de nabije omgeving onder meer kinderen aan het spelen waren, met een mes heeft ingestoken op een medemens. Verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en het leven van [benadeelde]. Daarnaast mag als bekend worden verondersteld dat het neersteken van een medemens onder de voormelde omstandigheden bij een ieder die daarbij in de buurt aanwezig is en bij buurtbewoners die daar achteraf van horen, gevoelens van onveiligheid teweeg brengt.
Uit een verdachte betreffend uittreksel justiti?le documentatie d.d. 29 januari 2010 blijkt dat verdachte al verschillende keren eerder is veroordeeld, onder meer wegens gewelds- en agressiedelicten.
Het hof houdt bij de strafoplegging weliswaar rekening met de omstandigheid dat het [benadeelde] was die aanvankelijk de confrontatie met verdachte zocht, doch merkt daarbij direct op dat de reactie van verdachte in geen enkele verhouding stond tot de actie van [benadeelde].
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dient te worden opgelegd. Het hof acht de oplegging van de door de eerste rechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd met een vordering tot een bedrag van € 427,00. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van haar vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vast staat dat door het bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De benadeelde partij heeft aan materiële schade een bedrag van € 427,00 gevorderd. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden tot dat bedrag. Dat de benadeelde, zoals de raadsman van verdachte stelt, mogelijk kleding om niet heeft verkregen doet naar het oordeel van het hof niet af aan de schade die hij heeft geleden. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij dan ook toewijsbaar. Het komt het hof gewenst voor om dit bedrag tevens toe te wijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 18-652272-08 )
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen d.d. 7 november 2008 is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij direct na de uitspraak op 7 november 2008 afstand heeft gedaan van zijn recht om een rechtsmiddel aan te wenden. Hoewel niet vaststaat of de officier van justitie (ook) afstand heeft gedaan en derhalve evenmin vaststaat of het vonnis van 7 november 2008 onherroepelijk is geworden op 7 dan wel 22 november 2008 staat vast dat verdachte zich kort na de uitspraak van het vonnis van 7 november 2008 en derhalave voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
heft op de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vierhonderdzevenentwintig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderdzevenentwintig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Groningen van 7 november 2008 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. Wemes en mr. Dam buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.