ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7452

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002335-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake meermalen seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met minderjarige stiefdochters

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1969, was eerder veroordeeld voor meermalen seksueel binnendringen bij zijn minderjarige stiefdochter en het plegen van ontuchtige handelingen met zijn andere minderjarige stiefdochter. De rechtbank had hem hiervoor een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend tegen dit vonnis.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd. Het hof oordeelde dat er geen nieuwe bezwaren waren ingebracht door de verdediging en dat de rechtbank de juiste gronden had gebruikt voor haar beslissing. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis nietig zou verklaren en de verdachte opnieuw zou veroordelen, maar het hof heeft deze vordering afgewezen. Het hof heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, die zich in het geding hadden gevoegd, in behandeling genomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde partijen hun vorderingen in hoger beroep opnieuw hebben ingediend, en heeft deze vorderingen toegewezen. De beslissing van het hof was dat de verdachte niet ontvankelijk was in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een deel van de tenlastelegging. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het vonnis wordt aan het arrest gehecht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002335-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-670517-07
Arrest van 12 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 18 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. O.G. Schuur, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en maatregelen en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 primair onder A ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof
- het vonnis van de rechter in eerste aanleg nietig zal verklaren;
- verdachte zal veroordelen ter zake het onder 1 primair onder B en 2 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van of vanwege de Reclassering Nederland, ook als dat een ambulante behandeling bij de AFPN inhoudt;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] geheel zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek van de terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels wel en deels niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek van de terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels wel en deels niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De beslissing in hoger beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om een aanvullend rapport door de reclassering op te laten maken in het geval het hof van oordeel is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is.
Het hof is van oordeel dat de noodzaak tot nadere rapportage ontbreekt nu verdachte en zijn raadsman de nodige informatie over de persoon van de verdachte hebben verstrekt en het hof geen twijfel heeft omtrent de juistheid van deze informatie. Het verzoek tot nadere rapportage wordt derhalve afgewezen.
Het hof verenigt zich met het vonnis van de rechtbank Groningen voor wat betreft de tenlastelegging, de bewezenverklaring, de kwalificatie, de strafbaarheid, de strafoplegging en de beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen. Het hof heeft ambtshalve geen bezwaren gevonden, evenmin zijn door de verdediging nieuwe bezwaren ingebracht. Het hof onderschrijft de door de rechtbank gebezigde gronden.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve te worden bevestigd. Het vonnis wordt aan dit arrest gehecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 primair onder A tenlastegelegde;
bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.