ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7281

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001876-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de zorgplicht bij kadavers van schapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 11 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1968 en wonende te [woonplaats], werd beschuldigd van het niet naleven van de zorgplicht zoals vastgelegd in de Regeling dierlijke bijproducten. Dit betreft de verplichting om kadavers van schapen op een bepaalde manier af te dekken totdat deze door een ondernemer worden opgehaald. De verdachte had de kadavers onafgedekt op zijn erf laten liggen, wat in strijd is met de regelgeving die is ingesteld ter voorkoming van de verspreiding van dierziekten.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,-, met een voorwaardelijk deel van € 800,-. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en heeft de overtreding van artikel 12 van de Destructiewet bewezen verklaard. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de overtreding, de omstandigheden waaronder deze is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, inclusief een uittreksel uit het justitiële documentatieregister.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, met een voorwaardelijk deel van € 500,- en een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft ook bepaald dat vervangende hechtenis kan worden toegepast indien de geldboete niet wordt betaald. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor eigenaren van hoog-risico-materiaal om zich aan de geldende regelgeving te houden ter bescherming van de volksgezondheid en het welzijn van dieren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001876-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-992368-07
Arrest van 11 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 14 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem ten laste gelegde tot een geldboete van € 1.500,-, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan € 800,-, subsidiair 16 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 23 maart 2007 te [plaats] in de gemeente [gemeente], als eigenaar of houder van hoog-risico-materiaal, te weten een of meerdere kadavers van schapen, niet aan zijn verplichting heeft voldaan het materiaal overeenkomstig de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestelde regelen ter beschikking te houden van en/of af te staan aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, aangezien verdachte als aangifteplichtige van dat categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal er geen zorg voor heeft gedragen dat dit materiaal tot het moment dat het werd opgehaald op een zodanige manier was afgedekt dat het was onttrokken aan het oog van passanten en niet vrij toegankelijk was voor vogels en/of knaagdieren en/of honden en/of katten.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 23 maart 2007 te [plaats] in de gemeente [gemeente], als eigenaar van hoog-risico-materiaal, te weten kadavers van schapen, niet aan zijn verplichting heeft voldaan het materiaal overeenkomstig de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestelde regelen ter beschikking te houden van en/of af te staan aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, aangezien verdachte als aangifteplichtige van dat categorie 1-materiaal er geen zorg voor heeft gedragen dat dit materiaal tot het moment dat het werd opgehaald op een zodanige manier was afgedekt dat het niet vrij toegankelijk was voor vogels en/of knaagdieren en/of honden en/of katten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 12 van de Destructiewet.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft kadavers van schapen - in afwachting van de komst van het bedrijf dat deze kadavers zou ophalen - onafgedekt op het erf laten liggen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 3 van de - inmiddels vervallen - Regeling dierlijke bijproducten. Dit artikel houdt een zorgplicht in voor de aangifteplichtige - waaronder ook verdachte als eigenaar van drie van de acht aangetroffen kadavers van schapen - om, tot het moment waarop de kadavers worden opgehaald, deze op zodanige wijze af te dekken als in die regeling is omschreven. De hier in het geding zijnde voorschriften strekken tot het voorkomen van de verspreiding van dierziektes. Door niet aan zijn zorgplicht te voldoen, heeft verdachte dit belang ondermijnd.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 9 december 2009, waaruit is gebleken dat verdachte eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Vorenstaande rechtvaardigt naar het oordeel van het hof het opleggen van een geldboete, zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof gaat echter - anders dan de advocaat-generaal - uit van de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd, dat hij slechts eigenaar was van drie van de acht aangetroffen kadavers van schapen. Het hof ziet hierin aanleiding om de op te leggen geldboete enigszins te matigen. Het hof heeft hierbij tevens rekening gehouden met verdachtes financiële draagkracht, voor zover daarvan ter terechtzitting van het hof is gebleken. Mede met het doel om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen, zal het hof overigens een deel van deze geldboete voorwaardelijk opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 12 van de Destructiewet en artikel 3 van de Regeling dierlijke bijproducten, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van duizend euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat van de geldboete een gedeelte van vijfhonderd euro, subsidiair tien dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. J.H. Bosch, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.