ECLI:NL:GHLEE:2010:BL6359

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000792-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijke mishandeling met verwerping van noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1946, werd beschuldigd van opzettelijke mishandeling van de aangever, [benadeelde], op 2 maart 2007. De verdachte had tijdens een confrontatie met de aangever, na een verkeersincident, deze in het gezicht geslagen. De verdachte voerde als verweer aan dat hij handelde uit noodweer, omdat hij plotseling door de aangever was aangevallen. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de aangever.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een vergelijkbare straf geëist, maar het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de mishandeling en handhaafde de geldboete, maar verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de gevorderde schade niet rechtstreeks voortvloeide uit de bewezen verklaarde mishandeling.

Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden in zaken van mishandeling, evenals de rol van noodweer als verweer.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000792-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-841407-07
Arrest van 2 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 12 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1946] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van 250 euro, waarvan 100 euro voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2007 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 2 maart 2007 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde] in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting van het hof, aangevoerd dat er sprake was van noodweer. Verdachte zou door aangever plotseling van achteren zijn aangevallen.
Het hof stelt de navolgende gang van zaken vast.
Verdachte heeft op 2 maart 2007 op de fiets een 'aanvaring' gehad met een automobilist - te weten aangever [benadeelde] - op de [straat] te [plaats]. Verdachte is hierna doorgefietst. De automobilist is uit zijn auto gestapt en is verdachte gevolgd, omdat hij samen met hem op de gewaarschuwde politie wilde wachten. Verdachte wilde dat niet, heeft zijn adres aan [benadeelde] gegeven en is weggegaan. [benadeelde] is - omdat het adres niet overeenkwam met de adresgegevens in het rijbewijs van de vrouw van verdachte - achter hem aangegaan en heeft verdachtes fiets beetgepakt. Verdachte had er - naar eigen zeggen - op dat moment "helemaal genoeg van" en heeft toen met zijn rechterarm naar achteren geslagen. Hij heeft hierbij die [benadeelde] in het gezicht geraakt. Getuige [getuige] heeft hieromtrent tegenover de rechter-commissaris verklaard dat verdachte zich omdraaide en de automobilist "een dreun op zijn gezicht gaf".
Op grond van vorengaande is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie. Het hof is dan ook van oordeel dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [benadeelde] waartegen een noodzakelijke verdediging door verdachte geboden was. Het hof verwerpt het verweer.
Het hof acht verdachte strafbaar, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 2 maart 2007 schuldig gemaakt aan mishandeling, door aangever [benadeelde] in het gezicht te slaan. Door aldus te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van die [benadeelde] aangetast.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justiti?le Documentatie d.d. 27 november 2009 blijkt, dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in samenhang beschouwd, acht het hof de in eerste aanleg opgelegde geldboete van 250 euro, subsidiair 5 dagen hechtenis, een passende bestraffing.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 178,50 - te weten de materiële schade (de buitenspiegel van de auto) - geen betrekking heeft op schade die rechtstreeks is toegebracht door de bewezen verklaarde mishandeling en daarnaast dat de vordering tot een bedrag van € 291,00 - te weten de immateriële schade - niet eenvoudig van aard is. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij dient, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk te worden verklaard in de (gehele) vordering.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering - voor wat betreft de immateri?le schade - slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. H.M.E. Lam?ris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van A.L.H. Wilkens als griffier, zijnde mr. Lolkema voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.