ECLI:NL:GHLEE:2010:BL6265

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000540-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van politieambtenaar en wederspannigheid met werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van bedreiging van een politieambtenaar en wederspannigheid. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verklaard dat hij gemachtigd was om de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal vorderde vrijspraak voor het tweede ten laste gelegde feit, maar eiste een werkstraf van 30 uren voor de andere feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte op 11 januari 2007 een politieambtenaar had bedreigd met de woorden: 'Ik schiet je een kogel door je kop' en zich had verzet tegen zijn aanhouding. Het hof oordeelde dat de bedreiging van een politieambtenaar ernstig is, omdat dit de integriteit van de ambtenaar aantast en vrees opwekt. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden, legde het hof een werkstraf van 30 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 15 dagen als de werkstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof sprak de verdachte vrij van het tweede ten laste gelegde feit, omdat dit niet bewezen kon worden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000540-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-670021-07
Arrest van 1 maart 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 15 februari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. M.S. Scheffers, advocaat te Veendam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. Voorts heeft hij gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2007, in de gemeente [gemeente], (telkens) een vrouw, genaamd [verbalisant 1], brigadier van Regiopolitie Groningen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je een kogel door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
heeft verdachte opzettelijk [verbalisant 2], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik een wapen had gehad, zoals de politie beweerde, dan had ik al geschoten. Als ik een wapen krijg, dan schiet ik die blonde door de kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en welke woorden ter kennis zijn gekomen van voornoemde [verbalisant 1];
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2007, te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2 Politiewet 1993, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door de brigadier van Regiopolitie Groningen, [verbalisant 1], die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd zich te verwijderen van en/of uit de omgeving van het politiebureau te [plaats], geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
3.
hij op of omstreeks 11 januari 2007, in de gemeente [gemeente], toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden, en/of met verdachtes arm(en) een of meer zwaaiende bewegingen te maken naar en/of in de richting van genoemde politieambtena(a)r(en).
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 januari 2007, in de gemeente [gemeente], een vrouw, genaamd [verbalisant 1], brigadier van Regiopolitie Groningen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je een kogel door je kop", en
heeft verdachte opzettelijk [verbalisant 2], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik een wapen had gehad, zoals de politie beweerde, dan had ik al geschoten. Als ik een wapen krijg, dan schiet ik die blonde door de kop", en welke woorden ter kennis zijn gekomen van voornoemde [verbalisant 1];
3.
hij op 11 januari 2007, in de gemeente [gemeente], toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
wederspannigheid.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft bedreigende taal jegens een politieambtenaar geuit en heeft zich vervolgens verzet tegen zijn aanhouding. Met name het bedreigen van een politieambtenaar acht het hof ernstig omdat dit de integriteit van de ambtenaar aantast en vrees opwekt hetgeen de functionaris ernstig kan belemmeren.
Daarbij komt dat blijkens een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2009 hij meermalen is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Gezien het voorgaande - in samenhang en onderling verband beschouwd -, alsmede gelet op het tijdsverloop en de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit, zal aan verdachte de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf van na te melden duur worden opgelegd, welke straf passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 180 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Brink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.